Vervoeging van verdringen
Onbepaalde wijs (infinitief): verdringen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verdring
- jij verdringt
- hij/zij/het verdringt
- wij verdringen
- jullie verdringen
- zij verdringen
Présent
- je réprime
- tu réprimes
- il/elle réprime
- nous réprimons
- vous réprimez
- ils/elles répriment
Onvoltooid verleden tijd
- ik verdrong
- jij verdrong
- hij/zij/het verdrong
- wij verdrongen
- jullie verdrongen
- zij verdrongen
Indicatif imparfait
- je réprimais
- tu réprimais
- il/elle réprimait
- nous réprimions
- vous réprimiez
- ils/elles réprimaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verdrongen
- jij hebt verdrongen
- hij/zij/het heeft verdrongen
- wij hebben verdrongen
- jullie hebben verdrongen
- zij hebben verdrongen
Indicatif passé composé
- j'ai réprimé
- tu as réprimé
- il/elle a réprimé
- nous avons réprimé
- vous avez réprimé
- ils/elles ont réprimé
Voltooid verleden tijd
- ik had verdrongen
- jij had verdrongen
- hij/zij/het had verdrongen
- wij hadden verdrongen
- jullie hadden verdrongen
- zij hadden verdrongen
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais réprimé
- tu avais réprimé
- il/elle avait réprimé
- nous avions réprimé
- vous aviez réprimé
- ils/elles avaient réprimé
Toekomende tijd I
- ik zal verdringen
- jij zult verdringen
- hij/zij/het zal verdringen
- wij zullen verdringen
- jullie zullen verdringen
- zij zullen verdringen
Indicatif futur
- je réprimerai
- tu réprimeras
- il/elle réprimera
- nous réprimerons
- vous réprimerez
- ils/elles réprimeront
Toekomende tijd II
- ik zal verdrongen hebben
- jij zult verdrongen hebben
- hij/zij/het zal verdrongen hebben
- wij zullen verdrongen hebben
- jullie zullen verdrongen hebben
- zij zullen verdrongen hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai réprimé
- tu auras réprimé
- il/elle aura réprimé
- nous aurons réprimé
- vous aurez réprimé
- ils/elles auront réprimé
Conditionalis I
- ik zou verdringen
- jij zou verdringen
- hij/zij/het zou verdringen
- wij zouden verdringen
- jullie zouden verdringen
- zij zouden verdringen
Conditionnel présent
- je réprimerais
- tu réprimerais
- il/elle réprimerait
- nous réprimerions
- vous réprimeriez
- ils/elles réprimeraient
Conditionalis II
- ik zou hebben verdrongen
- jij zou hebben verdrongen
- hij/zij/het zou hebben verdrongen
- wij zouden hebben verdrongen
- jullie zouden hebben verdrongen
- zij zouden hebben verdrongen
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais réprimé
- tu aurais réprimé
- il/elle aurait réprimé
- nous aurions réprimé
- vous auriez réprimé
- ils/elles auraient réprimé
Imperatief
- jij verdring
- jullie verdringt
Impératif
- tu réprime
- vous réprimez