Vervoeging van verduisteren

Onbepaalde wijs (infinitief): verduisteren

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verduister
  • jij verduistert
  • hij/zij/het verduistert
  • wij verduisteren
  • jullie verduisteren
  • zij verduisteren

Présent

  • je trouble
  • tu troubles
  • il/elle trouble
  • nous troublons
  • vous troublez
  • ils/elles troublent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verduisterde
  • jij verduisterde
  • hij/zij/het verduisterde
  • wij verduisterden
  • jullie verduisterden
  • zij verduisterden

Indicatif imparfait

  • je troublais
  • tu troublais
  • il/elle troublait
  • nous troublions
  • vous troubliez
  • ils/elles troublaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verduisterd
  • jij hebt verduisterd
  • hij/zij/het heeft verduisterd
  • wij hebben verduisterd
  • jullie hebben verduisterd
  • zij hebben verduisterd

Indicatif passé composé

  • j'ai troublé
  • tu as troublé
  • il/elle a troublé
  • nous avons troublé
  • vous avez troublé
  • ils/elles ont troublé

Voltooid verleden tijd

  • ik had verduisterd
  • jij had verduisterd
  • hij/zij/het had verduisterd
  • wij hadden verduisterd
  • jullie hadden verduisterd
  • zij hadden verduisterd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais troublé
  • tu avais troublé
  • il/elle avait troublé
  • nous avions troublé
  • vous aviez troublé
  • ils/elles avaient troublé

Toekomende tijd I

  • ik zal verduisteren
  • jij zult verduisteren
  • hij/zij/het zal verduisteren
  • wij zullen verduisteren
  • jullie zullen verduisteren
  • zij zullen verduisteren

Indicatif futur

  • je troublerai
  • tu troubleras
  • il/elle troublera
  • nous troublerons
  • vous troublerez
  • ils/elles troubleront

Toekomende tijd II

  • ik zal verduisterd hebben
  • jij zult verduisterd hebben
  • hij/zij/het zal verduisterd hebben
  • wij zullen verduisterd hebben
  • jullie zullen verduisterd hebben
  • zij zullen verduisterd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai troublé
  • tu auras troublé
  • il/elle aura troublé
  • nous aurons troublé
  • vous aurez troublé
  • ils/elles auront troublé

Conditionalis I

  • ik zou verduisteren
  • jij zou verduisteren
  • hij/zij/het zou verduisteren
  • wij zouden verduisteren
  • jullie zouden verduisteren
  • zij zouden verduisteren

Conditionnel présent

  • je troublerais
  • tu troublerais
  • il/elle troublerait
  • nous troublerions
  • vous troubleriez
  • ils/elles troubleraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben verduisterd
  • jij zou hebben verduisterd
  • hij/zij/het zou hebben verduisterd
  • wij zouden hebben verduisterd
  • jullie zouden hebben verduisterd
  • zij zouden hebben verduisterd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais troublé
  • tu aurais troublé
  • il/elle aurait troublé
  • nous aurions troublé
  • vous auriez troublé
  • ils/elles auraient troublé

Imperatief

  • jij verduister
  • jullie verduistert

Impératif

  • tu trouble
  • vous troublez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verduisteren