Vervoeging van verfrommelen
Onbepaalde wijs (infinitief): verfrommelen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verfrommel
- jij verfrommelt
- hij/zij/het verfrommelt
- wij verfrommelen
- jullie verfrommelen
- zij verfrommelen
Indicativo presente
- yo ajo
- tú ajas
- él/ella aja
- nosotros ajamos
- vosotros ajáis
- ellos/ellas ajan
Onvoltooid verleden tijd
- ik verfrommelde
- jij verfrommelde
- hij/zij/het verfrommelde
- wij verfrommelden
- jullie verfrommelden
- zij verfrommelden
Indefinido
- yo ajé
- tú ajaste
- él/ella ajó
- nosotros ajamos
- vosotros ajasteis
- ellos/ellas ajaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verfrommeld
- jij hebt verfrommeld
- hij/zij/het heeft verfrommeld
- wij hebben verfrommeld
- jullie hebben verfrommeld
- zij hebben verfrommeld
Pretérito perfecto compuesto
- yo he ajado
- tú has ajado
- él/ella ha ajado
- nosotros hemos ajado
- vosotros habéis ajado
- ellos/ellas han ajado
Voltooid verleden tijd
- ik had verfrommeld
- jij had verfrommeld
- hij/zij/het had verfrommeld
- wij hadden verfrommeld
- jullie hadden verfrommeld
- zij hadden verfrommeld
Pluscuamperfecto
- yo había ajado
- tú habías ajado
- él/ella había ajado
- nosotros habíamos ajado
- vosotros habíais ajado
- ellos/ellas habían ajado
Toekomende tijd I
- ik zal verfrommelen
- jij zult verfrommelen
- hij/zij/het zal verfrommelen
- wij zullen verfrommelen
- jullie zullen verfrommelen
- zij zullen verfrommelen
Futuro I
- yo ajaré
- tú ajarás
- él/ella ajará
- nosotros ajaremos
- vosotros ajaréis
- ellos/ellas ajarán
Toekomende tijd II
- ik zal verfrommeld hebben
- jij zult verfrommeld hebben
- hij/zij/het zal verfrommeld hebben
- wij zullen verfrommeld hebben
- jullie zullen verfrommeld hebben
- zij zullen verfrommeld hebben
Futuro perfecto
- yo habré ajado
- tú habrás ajado
- él/ella habrá ajado
- nosotros habremos ajado
- vosotros habréis ajado
- ellos/ellas habrán ajado
Conditionalis I
- ik zou verfrommelen
- jij zou verfrommelen
- hij/zij/het zou verfrommelen
- wij zouden verfrommelen
- jullie zouden verfrommelen
- zij zouden verfrommelen
Condicional
- yo ajaría
- tú ajarías
- él/ella ajaría
- nosotros ajaríamos
- vosotros ajaríais
- ellos/ellas ajarían
Conditionalis II
- ik zou hebben verfrommeld
- jij zou hebben verfrommeld
- hij/zij/het zou hebben verfrommeld
- wij zouden hebben verfrommeld
- jullie zouden hebben verfrommeld
- zij zouden hebben verfrommeld
Condicional perfecto
- yo habría ajado
- tú habrías ajado
- él/ella habría ajado
- nosotros habríamos ajado
- vosotros habríais ajado
- ellos/ellas habrían ajado
Imperatief
- jij verfrommel
- jullie verfrommelt
Imperativo presente
- tú aja
- vosotros ajad