Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verga
  • jij vergaat
  • hij/zij/het vergaat
  • wij vergaan
  • jullie vergaan
  • zij vergaan

Präsens Indikativ

  • ich ersaufe
  • du ersäufst
  • er/sie/es ersäuft
  • wir ersaufen
  • ihr ersauft
  • sie ersaufen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verging
  • jij verging
  • hij/zij/het verging
  • wij vergingen
  • jullie vergingen
  • zij vergingen

Präteritum Indikativ

  • ich ersoff
  • du ersoffst
  • er/sie/es ersoff
  • wir ersoffen
  • ihr ersofft
  • sie ersoffen

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben vergaan
  • jij bent vergaan
  • hij/zij/het is vergaan
  • wij zijn vergaan
  • jullie zijn vergaan
  • zij zijn vergaan

Perfekt Indikativ

  • ich bin ersoffen
  • du bist ersoffen
  • er/sie/es ist ersoffen
  • wir sind ersoffen
  • ihr seid ersoffen
  • sie sind ersoffen

Voltooid verleden tijd

  • ik was vergaan
  • jij was vergaan
  • hij/zij/het was vergaan
  • wij waren vergaan
  • jullie waren vergaan
  • zij waren vergaan

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich war ersoffen
  • du warst ersoffen
  • er/sie/es war ersoffen
  • wir waren ersoffen
  • ihr wart ersoffen
  • sie waren ersoffen

Toekomende tijd I

  • ik zal vergaan
  • jij zult vergaan
  • hij/zij/het zal vergaan
  • wij zullen vergaan
  • jullie zullen vergaan
  • zij zullen vergaan

Futur I Indikativ

  • ich werde ersaufen
  • du wirst ersaufen
  • er/sie/es wird ersaufen
  • wir werden ersaufen
  • ihr werdet ersaufen
  • sie werden ersaufen

Toekomende tijd II

  • ik zal vergaan zijn
  • jij zult vergaan zijn
  • hij/zij/het zal vergaan zijn
  • wij zullen vergaan zijn
  • jullie zullen vergaan zijn
  • zij zullen vergaan zijn

Futur II Indikativ

  • ich werde ersoffen sein
  • du wirst ersoffen sein
  • er/sie/es wird ersoffen sein
  • wir werden ersoffen sein
  • ihr werdet ersoffen sein
  • sie werden ersoffen sein

Conditionalis I

  • ik zou vergaan
  • jij zou vergaan
  • hij/zij/het zou vergaan
  • wij zouden vergaan
  • jullie zouden vergaan
  • zij zouden vergaan

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde ersaufen
  • du würdest ersaufen
  • er/sie/es würde ersaufen
  • wir würden ersaufen
  • ihr würdet ersaufen
  • sie würden ersaufen

Conditionalis II

  • ik zou zijn vergaan
  • jij zou zijn vergaan
  • hij/zij/het zou zijn vergaan
  • wij zouden zijn vergaan
  • jullie zouden zijn vergaan
  • zij zouden zijn vergaan

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde ersoffen sein
  • du würdest ersoffen sein
  • er/sie/es würde ersoffen sein
  • wir würden ersoffen sein
  • ihr würdet ersoffen sein
  • sie würden ersoffen sein

Imperatief

  • jij verga
  • jullie vergaat

Imperativ

  • du ersauf(e)
  • ihr ersauft

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van vergaan