Vervoeging van verhaasten

Onbepaalde wijs (infinitief): verhaasten

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verhaast
  • jij verhaast
  • hij/zij/het verhaast
  • wij verhaasten
  • jullie verhaasten
  • zij verhaasten

Indicativo presente

  • yo acelero
  • aceleras
  • él/ella acelera
  • nosotros aceleramos
  • vosotros aceleráis
  • ellos/ellas aceleran

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verhaastte
  • jij verhaastte
  • hij/zij/het verhaastte
  • wij verhaastten
  • jullie verhaastten
  • zij verhaastten

Indefinido

  • yo aceleré
  • aceleraste
  • él/ella aceleró
  • nosotros aceleramos
  • vosotros acelerasteis
  • ellos/ellas aceleraron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verhaast
  • jij hebt verhaast
  • hij/zij/het heeft verhaast
  • wij hebben verhaast
  • jullie hebben verhaast
  • zij hebben verhaast

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he acelerado
  • has acelerado
  • él/ella ha acelerado
  • nosotros hemos acelerado
  • vosotros habéis acelerado
  • ellos/ellas han acelerado

Voltooid verleden tijd

  • ik had verhaast
  • jij had verhaast
  • hij/zij/het had verhaast
  • wij hadden verhaast
  • jullie hadden verhaast
  • zij hadden verhaast

Pluscuamperfecto

  • yo había acelerado
  • habías acelerado
  • él/ella había acelerado
  • nosotros habíamos acelerado
  • vosotros habíais acelerado
  • ellos/ellas habían acelerado

Toekomende tijd I

  • ik zal verhaasten
  • jij zult verhaasten
  • hij/zij/het zal verhaasten
  • wij zullen verhaasten
  • jullie zullen verhaasten
  • zij zullen verhaasten

Futuro I

  • yo aceleraré
  • acelerarás
  • él/ella acelerará
  • nosotros aceleraremos
  • vosotros aceleraréis
  • ellos/ellas acelerarán

Toekomende tijd II

  • ik zal verhaast hebben
  • jij zult verhaast hebben
  • hij/zij/het zal verhaast hebben
  • wij zullen verhaast hebben
  • jullie zullen verhaast hebben
  • zij zullen verhaast hebben

Futuro perfecto

  • yo habré acelerado
  • habrás acelerado
  • él/ella habrá acelerado
  • nosotros habremos acelerado
  • vosotros habréis acelerado
  • ellos/ellas habrán acelerado

Conditionalis I

  • ik zou verhaasten
  • jij zou verhaasten
  • hij/zij/het zou verhaasten
  • wij zouden verhaasten
  • jullie zouden verhaasten
  • zij zouden verhaasten

Condicional

  • yo aceleraría
  • acelerarías
  • él/ella aceleraría
  • nosotros aceleraríamos
  • vosotros aceleraríais
  • ellos/ellas acelerarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben verhaast
  • jij zou hebben verhaast
  • hij/zij/het zou hebben verhaast
  • wij zouden hebben verhaast
  • jullie zouden hebben verhaast
  • zij zouden hebben verhaast

Condicional perfecto

  • yo habría acelerado
  • habrías acelerado
  • él/ella habría acelerado
  • nosotros habríamos acelerado
  • vosotros habríais acelerado
  • ellos/ellas habrían acelerado

Imperatief

  • jij verhaast
  • jullie verhaast

Imperativo presente

  • acelera
  • vosotros acelerad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verhaasten