Vervoeging van verhelpen
Onbepaalde wijs (infinitief): verhelpen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verhelp
- jij verhelpt
- hij/zij/het verhelpt
- wij verhelpen
- jullie verhelpen
- zij verhelpen
Indicativo presente
- yo restauro
- tú restauras
- él/ella restaura
- nosotros restauramos
- vosotros restauráis
- ellos/ellas restauran
Onvoltooid verleden tijd
- ik verhielp
- jij verhielp
- hij/zij/het verhielp
- wij verhielpen
- jullie verhielpen
- zij verhielpen
Indefinido
- yo restauré
- tú restauraste
- él/ella restauró
- nosotros restauramos
- vosotros restaurasteis
- ellos/ellas restauraron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verholpen
- jij hebt verholpen
- hij/zij/het heeft verholpen
- wij hebben verholpen
- jullie hebben verholpen
- zij hebben verholpen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he restaurado
- tú has restaurado
- él/ella ha restaurado
- nosotros hemos restaurado
- vosotros habéis restaurado
- ellos/ellas han restaurado
Voltooid verleden tijd
- ik had verholpen
- jij had verholpen
- hij/zij/het had verholpen
- wij hadden verholpen
- jullie hadden verholpen
- zij hadden verholpen
Pluscuamperfecto
- yo había restaurado
- tú habías restaurado
- él/ella había restaurado
- nosotros habíamos restaurado
- vosotros habíais restaurado
- ellos/ellas habían restaurado
Toekomende tijd I
- ik zal verhelpen
- jij zult verhelpen
- hij/zij/het zal verhelpen
- wij zullen verhelpen
- jullie zullen verhelpen
- zij zullen verhelpen
Futuro I
- yo restauraré
- tú restaurarás
- él/ella restaurará
- nosotros restauraremos
- vosotros restauraréis
- ellos/ellas restaurarán
Toekomende tijd II
- ik zal verholpen hebben
- jij zult verholpen hebben
- hij/zij/het zal verholpen hebben
- wij zullen verholpen hebben
- jullie zullen verholpen hebben
- zij zullen verholpen hebben
Futuro perfecto
- yo habré restaurado
- tú habrás restaurado
- él/ella habrá restaurado
- nosotros habremos restaurado
- vosotros habréis restaurado
- ellos/ellas habrán restaurado
Conditionalis I
- ik zou verhelpen
- jij zou verhelpen
- hij/zij/het zou verhelpen
- wij zouden verhelpen
- jullie zouden verhelpen
- zij zouden verhelpen
Condicional
- yo restauraría
- tú restaurarías
- él/ella restauraría
- nosotros restauraríamos
- vosotros restauraríais
- ellos/ellas restaurarían
Conditionalis II
- ik zou hebben verholpen
- jij zou hebben verholpen
- hij/zij/het zou hebben verholpen
- wij zouden hebben verholpen
- jullie zouden hebben verholpen
- zij zouden hebben verholpen
Condicional perfecto
- yo habría restaurado
- tú habrías restaurado
- él/ella habría restaurado
- nosotros habríamos restaurado
- vosotros habríais restaurado
- ellos/ellas habrían restaurado
Imperatief
- jij verhelp
- jullie verhelpt
Imperativo presente
- tú restaura
- vosotros restaurad