Vervoeging van verjagen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verjaag
  • jij verjaagt
  • hij/zij/het verjaagt
  • wij verjagen
  • jullie verjagen
  • zij verjagen

Präsens Indikativ

  • ich jage weg
  • du jagst weg
  • er/sie/es jagt weg
  • wir jagen weg
  • ihr jagt weg
  • sie jagen weg

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verjoeg
  • jij verjoeg
  • hij/zij/het verjoeg
  • wij verjoegen
  • jullie verjoegen
  • zij verjoegen

Präteritum Indikativ

  • ich jagte weg
  • du jagtest weg
  • er/sie/es jagte weg
  • wir jagten weg
  • ihr jagtet weg
  • sie jagten weg

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verjaagd
  • jij hebt verjaagd
  • hij/zij/het heeft verjaagd
  • wij hebben verjaagd
  • jullie hebben verjaagd
  • zij hebben verjaagd

Perfekt Indikativ

  • ich habe weggejagt
  • du hast weggejagt
  • er/sie/es hat weggejagt
  • wir haben weggejagt
  • ihr habt weggejagt
  • sie haben weggejagt

Voltooid verleden tijd

  • ik had verjaagd
  • jij had verjaagd
  • hij/zij/het had verjaagd
  • wij hadden verjaagd
  • jullie hadden verjaagd
  • zij hadden verjaagd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte weggejagt
  • du hattest weggejagt
  • er/sie/es hatte weggejagt
  • wir hatten weggejagt
  • ihr hattet weggejagt
  • sie hatten weggejagt

Toekomende tijd I

  • ik zal verjagen
  • jij zult verjagen
  • hij/zij/het zal verjagen
  • wij zullen verjagen
  • jullie zullen verjagen
  • zij zullen verjagen

Futur I Indikativ

  • ich werde wegjagen
  • du wirst wegjagen
  • er/sie/es wird wegjagen
  • wir werden wegjagen
  • ihr werdet wegjagen
  • sie werden wegjagen

Toekomende tijd II

  • ik zal verjaagd hebben
  • jij zult verjaagd hebben
  • hij/zij/het zal verjaagd hebben
  • wij zullen verjaagd hebben
  • jullie zullen verjaagd hebben
  • zij zullen verjaagd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde weggejagt haben
  • du wirst weggejagt haben
  • er/sie/es wird weggejagt haben
  • wir werden weggejagt haben
  • ihr werdet weggejagt haben
  • sie werden weggejagt haben

Conditionalis I

  • ik zou verjagen
  • jij zou verjagen
  • hij/zij/het zou verjagen
  • wij zouden verjagen
  • jullie zouden verjagen
  • zij zouden verjagen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde wegjagen
  • du würdest wegjagen
  • er/sie/es würde wegjagen
  • wir würden wegjagen
  • ihr würdet wegjagen
  • sie würden wegjagen

Conditionalis II

  • ik zou hebben verjaagd
  • jij zou hebben verjaagd
  • hij/zij/het zou hebben verjaagd
  • wij zouden hebben verjaagd
  • jullie zouden hebben verjaagd
  • zij zouden hebben verjaagd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde weggejagt haben
  • du würdest weggejagt haben
  • er/sie/es würde weggejagt haben
  • wir würden weggejagt haben
  • ihr würdet weggejagt haben
  • sie würden weggejagt haben

Imperatief

  • jij verjaag
  • jullie verjaagt

Imperativ

  • du jag(e) weg
  • ihr jagt weg

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verjagen