Vervoeging van verketteren

Onbepaalde wijs (infinitief): verketteren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verketter
  • jij verkettert
  • hij/zij/het verkettert
  • wij verketteren
  • jullie verketteren
  • zij verketteren

Present

  • I vituperate
  • you vituperate
  • he/she/it vituperates
  • we vituperate
  • you vituperate
  • they vituperate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verketterde
  • jij verketterde
  • hij/zij/het verketterde
  • wij verketterden
  • jullie verketterden
  • zij verketterden

Simple past

  • I vituperated
  • you vituperated
  • he/she/it vituperated
  • we vituperated
  • you vituperated
  • they vituperated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verketterd
  • jij hebt verketterd
  • hij/zij/het heeft verketterd
  • wij hebben verketterd
  • jullie hebben verketterd
  • zij hebben verketterd

Present perfect

  • I have vituperated
  • you have vituperated
  • he/she/it has vituperated
  • we have vituperated
  • you have vituperated
  • they have vituperated

Voltooid verleden tijd

  • ik had verketterd
  • jij had verketterd
  • hij/zij/het had verketterd
  • wij hadden verketterd
  • jullie hadden verketterd
  • zij hadden verketterd

Past perfect

  • I had vituperated
  • you had vituperated
  • he/she/it had vituperated
  • we had vituperated
  • you had vituperated
  • they had vituperated

Toekomende tijd I

  • ik zal verketteren
  • jij zult verketteren
  • hij/zij/het zal verketteren
  • wij zullen verketteren
  • jullie zullen verketteren
  • zij zullen verketteren

Future

  • I will vituperate
  • you will vituperate
  • he/she/it will vituperate
  • we will vituperate
  • you will vituperate
  • they will vituperate

Toekomende tijd II

  • ik zal verketterd hebben
  • jij zult verketterd hebben
  • hij/zij/het zal verketterd hebben
  • wij zullen verketterd hebben
  • jullie zullen verketterd hebben
  • zij zullen verketterd hebben

Future perfect

  • I will have vituperated
  • you will have vituperated
  • he/she/it will have vituperated
  • we will have vituperated
  • you will have vituperated
  • they will have vituperated

Conditionalis I

  • ik zou verketteren
  • jij zou verketteren
  • hij/zij/het zou verketteren
  • wij zouden verketteren
  • jullie zouden verketteren
  • zij zouden verketteren

Conditional present

  • I would vituperate
  • you would vituperate
  • he/she/it would vituperate
  • we would vituperate
  • you would vituperate
  • they would vituperate

Conditionalis II

  • ik zou hebben verketterd
  • jij zou hebben verketterd
  • hij/zij/het zou hebben verketterd
  • wij zouden hebben verketterd
  • jullie zouden hebben verketterd
  • zij zouden hebben verketterd

Conditional perfect

  • I would have vituperated
  • you would have vituperated
  • he/she/it would have vituperated
  • we would have vituperated
  • you would have vituperated
  • they would have vituperated

Imperatief

  • jij verketter
  • jullie verkettert

Imperative

  • you vituperate
  • you vituperate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verketteren