Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vermaak
  • jij vermaakt
  • hij/zij/het vermaakt
  • wij vermaken
  • jullie vermaken
  • zij vermaken

Present

  • I remake
  • you remake
  • he/she/it remakes
  • we remake
  • you remake
  • they remake

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vermaakte
  • jij vermaakte
  • hij/zij/het vermaakte
  • wij vermaakten
  • jullie vermaakten
  • zij vermaakten

Simple past

  • I remade
  • you remade
  • he/she/it remade
  • we remade
  • you remade
  • they remade

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vermaakt
  • jij hebt vermaakt
  • hij/zij/het heeft vermaakt
  • wij hebben vermaakt
  • jullie hebben vermaakt
  • zij hebben vermaakt

Present perfect

  • I have remade
  • you have remade
  • he/she/it has remade
  • we have remade
  • you have remade
  • they have remade

Voltooid verleden tijd

  • ik had vermaakt
  • jij had vermaakt
  • hij/zij/het had vermaakt
  • wij hadden vermaakt
  • jullie hadden vermaakt
  • zij hadden vermaakt

Past perfect

  • I had remade
  • you had remade
  • he/she/it had remade
  • we had remade
  • you had remade
  • they had remade

Toekomende tijd I

  • ik zal vermaken
  • jij zult vermaken
  • hij/zij/het zal vermaken
  • wij zullen vermaken
  • jullie zullen vermaken
  • zij zullen vermaken

Future

  • I will remake
  • you will remake
  • he/she/it will remake
  • we will remake
  • you will remake
  • they will remake

Toekomende tijd II

  • ik zal vermaakt hebben
  • jij zult vermaakt hebben
  • hij/zij/het zal vermaakt hebben
  • wij zullen vermaakt hebben
  • jullie zullen vermaakt hebben
  • zij zullen vermaakt hebben

Future perfect

  • I will have remade
  • you will have remade
  • he/she/it will have remade
  • we will have remade
  • you will have remade
  • they will have remade

Conditionalis I

  • ik zou vermaken
  • jij zou vermaken
  • hij/zij/het zou vermaken
  • wij zouden vermaken
  • jullie zouden vermaken
  • zij zouden vermaken

Conditional present

  • I would remake
  • you would remake
  • he/she/it would remake
  • we would remake
  • you would remake
  • they would remake

Conditionalis II

  • ik zou hebben vermaakt
  • jij zou hebben vermaakt
  • hij/zij/het zou hebben vermaakt
  • wij zouden hebben vermaakt
  • jullie zouden hebben vermaakt
  • zij zouden hebben vermaakt

Conditional perfect

  • I would have remade
  • you would have remade
  • he/she/it would have remade
  • we would have remade
  • you would have remade
  • they would have remade

Imperatief

  • jij vermaak
  • jullie vermaakt

Imperative

  • you remake
  • you remake

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van vermaken