Vervoeging van vermoeien

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vermoei
  • jij vermoeit
  • hij/zij/het vermoeit
  • wij vermoeien
  • jullie vermoeien
  • zij vermoeien

Präsens Indikativ

  • ich ermüde
  • du ermüdest
  • er/sie/es ermüdet
  • wir ermüden
  • ihr ermüdet
  • sie ermüden

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vermoeide
  • jij vermoeide
  • hij/zij/het vermoeide
  • wij vermoeiden
  • jullie vermoeiden
  • zij vermoeiden

Präteritum Indikativ

  • ich ermüdete
  • du ermüdetest
  • er/sie/es ermüdete
  • wir ermüdeten
  • ihr ermüdetet
  • sie ermüdeten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vermoeid
  • jij hebt vermoeid
  • hij/zij/het heeft vermoeid
  • wij hebben vermoeid
  • jullie hebben vermoeid
  • zij hebben vermoeid

Perfekt Indikativ

  • ich habe ermüdet
  • du hast ermüdet
  • er/sie/es hat ermüdet
  • wir haben ermüdet
  • ihr habt ermüdet
  • sie haben ermüdet

Voltooid verleden tijd

  • ik had vermoeid
  • jij had vermoeid
  • hij/zij/het had vermoeid
  • wij hadden vermoeid
  • jullie hadden vermoeid
  • zij hadden vermoeid

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte ermüdet
  • du hattest ermüdet
  • er/sie/es hatte ermüdet
  • wir hatten ermüdet
  • ihr hattet ermüdet
  • sie hatten ermüdet

Toekomende tijd I

  • ik zal vermoeien
  • jij zult vermoeien
  • hij/zij/het zal vermoeien
  • wij zullen vermoeien
  • jullie zullen vermoeien
  • zij zullen vermoeien

Futur I Indikativ

  • ich werde ermüden
  • du wirst ermüden
  • er/sie/es wird ermüden
  • wir werden ermüden
  • ihr werdet ermüden
  • sie werden ermüden

Toekomende tijd II

  • ik zal vermoeid hebben
  • jij zult vermoeid hebben
  • hij/zij/het zal vermoeid hebben
  • wij zullen vermoeid hebben
  • jullie zullen vermoeid hebben
  • zij zullen vermoeid hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde ermüdet haben
  • du wirst ermüdet haben
  • er/sie/es wird ermüdet haben
  • wir werden ermüdet haben
  • ihr werdet ermüdet haben
  • sie werden ermüdet haben

Conditionalis I

  • ik zou vermoeien
  • jij zou vermoeien
  • hij/zij/het zou vermoeien
  • wij zouden vermoeien
  • jullie zouden vermoeien
  • zij zouden vermoeien

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde ermüden
  • du würdest ermüden
  • er/sie/es würde ermüden
  • wir würden ermüden
  • ihr würdet ermüden
  • sie würden ermüden

Conditionalis II

  • ik zou hebben vermoeid
  • jij zou hebben vermoeid
  • hij/zij/het zou hebben vermoeid
  • wij zouden hebben vermoeid
  • jullie zouden hebben vermoeid
  • zij zouden hebben vermoeid

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde ermüdet haben
  • du würdest ermüdet haben
  • er/sie/es würde ermüdet haben
  • wir würden ermüdet haben
  • ihr würdet ermüdet haben
  • sie würden ermüdet haben

Imperatief

  • jij vermoei
  • jullie vermoeit

Imperativ

  • du ermüde
  • ihr ermüdet

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vermoeien