Vervoeging van vermurwen
Onbepaalde wijs (infinitief): vermurwen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vermurw
- jij vermurwt
- hij/zij/het vermurwt
- wij vermurwen
- jullie vermurwen
- zij vermurwen
Indicativo presente
- yo mitigo
- tú mitigas
- él/ella mitiga
- nosotros mitigamos
- vosotros mitigáis
- ellos/ellas mitigan
Onvoltooid verleden tijd
- ik vermurwde
- jij vermurwde
- hij/zij/het vermurwde
- wij vermurwden
- jullie vermurwden
- zij vermurwden
Indefinido
- yo mitigué
- tú mitigaste
- él/ella mitigó
- nosotros mitigamos
- vosotros mitigasteis
- ellos/ellas mitigaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vermurwd
- jij hebt vermurwd
- hij/zij/het heeft vermurwd
- wij hebben vermurwd
- jullie hebben vermurwd
- zij hebben vermurwd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he mitigado
- tú has mitigado
- él/ella ha mitigado
- nosotros hemos mitigado
- vosotros habéis mitigado
- ellos/ellas han mitigado
Voltooid verleden tijd
- ik had vermurwd
- jij had vermurwd
- hij/zij/het had vermurwd
- wij hadden vermurwd
- jullie hadden vermurwd
- zij hadden vermurwd
Pluscuamperfecto
- yo había mitigado
- tú habías mitigado
- él/ella había mitigado
- nosotros habíamos mitigado
- vosotros habíais mitigado
- ellos/ellas habían mitigado
Toekomende tijd I
- ik zal vermurwen
- jij zult vermurwen
- hij/zij/het zal vermurwen
- wij zullen vermurwen
- jullie zullen vermurwen
- zij zullen vermurwen
Futuro I
- yo mitigaré
- tú mitigarás
- él/ella mitigará
- nosotros mitigaremos
- vosotros mitigaréis
- ellos/ellas mitigarán
Toekomende tijd II
- ik zal vermurwd hebben
- jij zult vermurwd hebben
- hij/zij/het zal vermurwd hebben
- wij zullen vermurwd hebben
- jullie zullen vermurwd hebben
- zij zullen vermurwd hebben
Futuro perfecto
- yo habré mitigado
- tú habrás mitigado
- él/ella habrá mitigado
- nosotros habremos mitigado
- vosotros habréis mitigado
- ellos/ellas habrán mitigado
Conditionalis I
- ik zou vermurwen
- jij zou vermurwen
- hij/zij/het zou vermurwen
- wij zouden vermurwen
- jullie zouden vermurwen
- zij zouden vermurwen
Condicional
- yo mitigaría
- tú mitigarías
- él/ella mitigaría
- nosotros mitigaríamos
- vosotros mitigaríais
- ellos/ellas mitigarían
Conditionalis II
- ik zou hebben vermurwd
- jij zou hebben vermurwd
- hij/zij/het zou hebben vermurwd
- wij zouden hebben vermurwd
- jullie zouden hebben vermurwd
- zij zouden hebben vermurwd
Condicional perfecto
- yo habría mitigado
- tú habrías mitigado
- él/ella habría mitigado
- nosotros habríamos mitigado
- vosotros habríais mitigado
- ellos/ellas habrían mitigado
Imperatief
- jij vermurw
- jullie vermurwt
Imperativo presente
- tú mitiga
- vosotros mitigad