Vervoeging van vernemen
Onbepaalde wijs (infinitief): vernemen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verneem
- jij verneemt
- hij/zij/het verneemt
- wij vernemen
- jullie vernemen
- zij vernemen
Present
- I learn
- you learn
- he/she/it learns
- we learn
- you learn
- they learn
Onvoltooid verleden tijd
- ik vernam
- jij vernam
- hij/zij/het vernam
- wij vernamen
- jullie vernamen
- zij vernamen
Simple past
- I learnt; learned
- you learnt; learned
- he/she/it learnt; learned
- we learnt; learned
- you learnt; learned
- they learnt; learned
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vernomen
- jij hebt vernomen
- hij/zij/het heeft vernomen
- wij hebben vernomen
- jullie hebben vernomen
- zij hebben vernomen
Present perfect
- I have learnt; learned
- you have learnt; learned
- he/she/it has learnt; learned
- we have learnt; learned
- you have learnt; learned
- they have learnt; learned
Voltooid verleden tijd
- ik had vernomen
- jij had vernomen
- hij/zij/het had vernomen
- wij hadden vernomen
- jullie hadden vernomen
- zij hadden vernomen
Past perfect
- I had learnt; learned
- you had learnt; learned
- he/she/it had learnt; learned
- we had learnt; learned
- you had learnt; learned
- they had learnt; learned
Toekomende tijd I
- ik zal vernemen
- jij zult vernemen
- hij/zij/het zal vernemen
- wij zullen vernemen
- jullie zullen vernemen
- zij zullen vernemen
Future
- I will learn
- you will learn
- he/she/it will learn
- we will learn
- you will learn
- they will learn
Toekomende tijd II
- ik zal vernomen hebben
- jij zult vernomen hebben
- hij/zij/het zal vernomen hebben
- wij zullen vernomen hebben
- jullie zullen vernomen hebben
- zij zullen vernomen hebben
Future perfect
- I will have learnt; learned
- you will have learnt; learned
- he/she/it will have learnt; learned
- we will have learnt; learned
- you will have learnt; learned
- they will have learnt; learned
Conditionalis I
- ik zou vernemen
- jij zou vernemen
- hij/zij/het zou vernemen
- wij zouden vernemen
- jullie zouden vernemen
- zij zouden vernemen
Conditional present
- I would learn
- you would learn
- he/she/it would learn
- we would learn
- you would learn
- they would learn
Conditionalis II
- ik zou hebben vernomen
- jij zou hebben vernomen
- hij/zij/het zou hebben vernomen
- wij zouden hebben vernomen
- jullie zouden hebben vernomen
- zij zouden hebben vernomen
Conditional perfect
- I would have learnt; learned
- you would have learnt; learned
- he/she/it would have learnt; learned
- we would have learnt; learned
- you would have learnt; learned
- they would have learnt; learned
Imperatief
- jij verneem
- jullie verneemt
Imperative
- you learn
- you learn