Vervoeging van verpesten
Onbepaalde wijs (infinitief): verpesten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verpest
- jij verpest
- hij/zij/het verpest
- wij verpesten
- jullie verpesten
- zij verpesten
Present
- I infect
- you infect
- he/she/it infects
- we infect
- you infect
- they infect
Onvoltooid verleden tijd
- ik verpestte
- jij verpestte
- hij/zij/het verpestte
- wij verpestten
- jullie verpestten
- zij verpestten
Simple past
- I infected
- you infected
- he/she/it infected
- we infected
- you infected
- they infected
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verpest
- jij hebt verpest
- hij/zij/het heeft verpest
- wij hebben verpest
- jullie hebben verpest
- zij hebben verpest
Present perfect
- I have infected
- you have infected
- he/she/it has infected
- we have infected
- you have infected
- they have infected
Voltooid verleden tijd
- ik had verpest
- jij had verpest
- hij/zij/het had verpest
- wij hadden verpest
- jullie hadden verpest
- zij hadden verpest
Past perfect
- I had infected
- you had infected
- he/she/it had infected
- we had infected
- you had infected
- they had infected
Toekomende tijd I
- ik zal verpesten
- jij zult verpesten
- hij/zij/het zal verpesten
- wij zullen verpesten
- jullie zullen verpesten
- zij zullen verpesten
Future
- I will infect
- you will infect
- he/she/it will infect
- we will infect
- you will infect
- they will infect
Toekomende tijd II
- ik zal verpest hebben
- jij zult verpest hebben
- hij/zij/het zal verpest hebben
- wij zullen verpest hebben
- jullie zullen verpest hebben
- zij zullen verpest hebben
Future perfect
- I will have infected
- you will have infected
- he/she/it will have infected
- we will have infected
- you will have infected
- they will have infected
Conditionalis I
- ik zou verpesten
- jij zou verpesten
- hij/zij/het zou verpesten
- wij zouden verpesten
- jullie zouden verpesten
- zij zouden verpesten
Conditional present
- I would infect
- you would infect
- he/she/it would infect
- we would infect
- you would infect
- they would infect
Conditionalis II
- ik zou hebben verpest
- jij zou hebben verpest
- hij/zij/het zou hebben verpest
- wij zouden hebben verpest
- jullie zouden hebben verpest
- zij zouden hebben verpest
Conditional perfect
- I would have infected
- you would have infected
- he/she/it would have infected
- we would have infected
- you would have infected
- they would have infected
Imperatief
- jij verpest
- jullie verpest
Imperative
- you infect
- you infect