Vervoeging van verpesten
Onbepaalde wijs (infinitief): verpesten
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verpest
- jij verpest
- hij/zij/het verpest
- wij verpesten
- jullie verpesten
- zij verpesten
Indicativo presente
- yo acibaro
- tú acibaras
- él/ella acibara
- nosotros acibaramos
- vosotros acibaráis
- ellos/ellas acibaran
Onvoltooid verleden tijd
- ik verpestte
- jij verpestte
- hij/zij/het verpestte
- wij verpestten
- jullie verpestten
- zij verpestten
Indefinido
- yo acibaré
- tú acibaraste
- él/ella acibaró
- nosotros acibaramos
- vosotros acibarasteis
- ellos/ellas acibararon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verpest
- jij hebt verpest
- hij/zij/het heeft verpest
- wij hebben verpest
- jullie hebben verpest
- zij hebben verpest
Pretérito perfecto compuesto
- yo he acibarado
- tú has acibarado
- él/ella ha acibarado
- nosotros hemos acibarado
- vosotros habéis acibarado
- ellos/ellas han acibarado
Voltooid verleden tijd
- ik had verpest
- jij had verpest
- hij/zij/het had verpest
- wij hadden verpest
- jullie hadden verpest
- zij hadden verpest
Pluscuamperfecto
- yo había acibarado
- tú habías acibarado
- él/ella había acibarado
- nosotros habíamos acibarado
- vosotros habíais acibarado
- ellos/ellas habían acibarado
Toekomende tijd I
- ik zal verpesten
- jij zult verpesten
- hij/zij/het zal verpesten
- wij zullen verpesten
- jullie zullen verpesten
- zij zullen verpesten
Futuro I
- yo acibararé
- tú acibararás
- él/ella acibarará
- nosotros acibararemos
- vosotros acibararéis
- ellos/ellas acibararán
Toekomende tijd II
- ik zal verpest hebben
- jij zult verpest hebben
- hij/zij/het zal verpest hebben
- wij zullen verpest hebben
- jullie zullen verpest hebben
- zij zullen verpest hebben
Futuro perfecto
- yo habré acibarado
- tú habrás acibarado
- él/ella habrá acibarado
- nosotros habremos acibarado
- vosotros habréis acibarado
- ellos/ellas habrán acibarado
Conditionalis I
- ik zou verpesten
- jij zou verpesten
- hij/zij/het zou verpesten
- wij zouden verpesten
- jullie zouden verpesten
- zij zouden verpesten
Condicional
- yo acibararía
- tú acibararías
- él/ella acibararía
- nosotros acibararíamos
- vosotros acibararíais
- ellos/ellas acibararían
Conditionalis II
- ik zou hebben verpest
- jij zou hebben verpest
- hij/zij/het zou hebben verpest
- wij zouden hebben verpest
- jullie zouden hebben verpest
- zij zouden hebben verpest
Condicional perfecto
- yo habría acibarado
- tú habrías acibarado
- él/ella habría acibarado
- nosotros habríamos acibarado
- vosotros habríais acibarado
- ellos/ellas habrían acibarado
Imperatief
- jij verpest
- jullie verpest
Imperativo presente
- tú acibara
- vosotros acibarad