Vervoeging van versnellen
Onbepaalde wijs (infinitief): versnellen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik versnel
- jij versnelt
- hij/zij/het versnelt
- wij versnellen
- jullie versnellen
- zij versnellen
Präsens Indikativ
- ich ford(e)re
- du forderst
- er/sie/es fordert
- wir fordern
- ihr fordert
- sie fordern
Onvoltooid verleden tijd
- ik versnelde
- jij versnelde
- hij/zij/het versnelde
- wij versnelden
- jullie versnelden
- zij versnelden
Präteritum Indikativ
- ich forderte
- du fordertest
- er/sie/es forderte
- wir forderten
- ihr fordertet
- sie forderten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb versneld
- jij hebt versneld
- hij/zij/het heeft versneld
- wij hebben versneld
- jullie hebben versneld
- zij hebben versneld
Perfekt Indikativ
- ich habe gefordert
- du hast gefordert
- er/sie/es hat gefordert
- wir haben gefordert
- ihr habt gefordert
- sie haben gefordert
Voltooid verleden tijd
- ik had versneld
- jij had versneld
- hij/zij/het had versneld
- wij hadden versneld
- jullie hadden versneld
- zij hadden versneld
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte gefordert
- du hattest gefordert
- er/sie/es hatte gefordert
- wir hatten gefordert
- ihr hattet gefordert
- sie hatten gefordert
Toekomende tijd I
- ik zal versnellen
- jij zult versnellen
- hij/zij/het zal versnellen
- wij zullen versnellen
- jullie zullen versnellen
- zij zullen versnellen
Futur I Indikativ
- ich werde fordern
- du wirst fordern
- er/sie/es wird fordern
- wir werden fordern
- ihr werdet fordern
- sie werden fordern
Toekomende tijd II
- ik zal versneld hebben
- jij zult versneld hebben
- hij/zij/het zal versneld hebben
- wij zullen versneld hebben
- jullie zullen versneld hebben
- zij zullen versneld hebben
Futur II Indikativ
- ich werde gefordert haben
- du wirst gefordert haben
- er/sie/es wird gefordert haben
- wir werden gefordert haben
- ihr werdet gefordert haben
- sie werden gefordert haben
Conditionalis I
- ik zou versnellen
- jij zou versnellen
- hij/zij/het zou versnellen
- wij zouden versnellen
- jullie zouden versnellen
- zij zouden versnellen
Futur I Konjunktiv II
- ich würde fordern
- du würdest fordern
- er/sie/es würde fordern
- wir würden fordern
- ihr würdet fordern
- sie würden fordern
Conditionalis II
- ik zou hebben versneld
- jij zou hebben versneld
- hij/zij/het zou hebben versneld
- wij zouden hebben versneld
- jullie zouden hebben versneld
- zij zouden hebben versneld
Futur II Konjunktiv II
- ich würde gefordert haben
- du würdest gefordert haben
- er/sie/es würde gefordert haben
- wir würden gefordert haben
- ihr würdet gefordert haben
- sie würden gefordert haben
Imperatief
- jij versnel
- jullie versnelt
Imperativ
- du ford(e)re
- ihr fordert