Vervoeging van versterken
Onbepaalde wijs (infinitief): versterken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik versterk
- jij versterkt
- hij/zij/het versterkt
- wij versterken
- jullie versterken
- zij versterken
Indicativo presente
- yo fortifico
- tú fortificas
- él/ella fortifica
- nosotros fortificamos
- vosotros fortificáis
- ellos/ellas fortifican
Onvoltooid verleden tijd
- ik versterkte
- jij versterkte
- hij/zij/het versterkte
- wij versterkten
- jullie versterkten
- zij versterkten
Indefinido
- yo fortifiqué
- tú fortificaste
- él/ella fortificó
- nosotros fortificamos
- vosotros fortificasteis
- ellos/ellas fortificaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb versterkt
- jij hebt versterkt
- hij/zij/het heeft versterkt
- wij hebben versterkt
- jullie hebben versterkt
- zij hebben versterkt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he fortificado
- tú has fortificado
- él/ella ha fortificado
- nosotros hemos fortificado
- vosotros habéis fortificado
- ellos/ellas han fortificado
Voltooid verleden tijd
- ik had versterkt
- jij had versterkt
- hij/zij/het had versterkt
- wij hadden versterkt
- jullie hadden versterkt
- zij hadden versterkt
Pluscuamperfecto
- yo había fortificado
- tú habías fortificado
- él/ella había fortificado
- nosotros habíamos fortificado
- vosotros habíais fortificado
- ellos/ellas habían fortificado
Toekomende tijd I
- ik zal versterken
- jij zult versterken
- hij/zij/het zal versterken
- wij zullen versterken
- jullie zullen versterken
- zij zullen versterken
Futuro I
- yo fortificaré
- tú fortificarás
- él/ella fortificará
- nosotros fortificaremos
- vosotros fortificaréis
- ellos/ellas fortificarán
Toekomende tijd II
- ik zal versterkt hebben
- jij zult versterkt hebben
- hij/zij/het zal versterkt hebben
- wij zullen versterkt hebben
- jullie zullen versterkt hebben
- zij zullen versterkt hebben
Futuro perfecto
- yo habré fortificado
- tú habrás fortificado
- él/ella habrá fortificado
- nosotros habremos fortificado
- vosotros habréis fortificado
- ellos/ellas habrán fortificado
Conditionalis I
- ik zou versterken
- jij zou versterken
- hij/zij/het zou versterken
- wij zouden versterken
- jullie zouden versterken
- zij zouden versterken
Condicional
- yo fortificaría
- tú fortificarías
- él/ella fortificaría
- nosotros fortificaríamos
- vosotros fortificaríais
- ellos/ellas fortificarían
Conditionalis II
- ik zou hebben versterkt
- jij zou hebben versterkt
- hij/zij/het zou hebben versterkt
- wij zouden hebben versterkt
- jullie zouden hebben versterkt
- zij zouden hebben versterkt
Condicional perfecto
- yo habría fortificado
- tú habrías fortificado
- él/ella habría fortificado
- nosotros habríamos fortificado
- vosotros habríais fortificado
- ellos/ellas habrían fortificado
Imperatief
- jij versterk
- jullie versterkt
Imperativo presente
- tú fortifica
- vosotros fortificad