Vervoeging van verstoren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verstoor
  • jij verstoort
  • hij/zij/het verstoort
  • wij verstoren
  • jullie verstoren
  • zij verstoren

Präsens Indikativ

  • ich geniere
  • du genierst
  • er/sie/es geniert
  • wir genieren
  • ihr geniert
  • sie genieren

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verstoorde
  • jij verstoorde
  • hij/zij/het verstoorde
  • wij verstoorden
  • jullie verstoorden
  • zij verstoorden

Präteritum Indikativ

  • ich genierte
  • du geniertest
  • er/sie/es genierte
  • wir genierten
  • ihr geniertet
  • sie genierten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verstoord
  • jij hebt verstoord
  • hij/zij/het heeft verstoord
  • wij hebben verstoord
  • jullie hebben verstoord
  • zij hebben verstoord

Perfekt Indikativ

  • ich habe geniert
  • du hast geniert
  • er/sie/es hat geniert
  • wir haben geniert
  • ihr habt geniert
  • sie haben geniert

Voltooid verleden tijd

  • ik had verstoord
  • jij had verstoord
  • hij/zij/het had verstoord
  • wij hadden verstoord
  • jullie hadden verstoord
  • zij hadden verstoord

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte geniert
  • du hattest geniert
  • er/sie/es hatte geniert
  • wir hatten geniert
  • ihr hattet geniert
  • sie hatten geniert

Toekomende tijd I

  • ik zal verstoren
  • jij zult verstoren
  • hij/zij/het zal verstoren
  • wij zullen verstoren
  • jullie zullen verstoren
  • zij zullen verstoren

Futur I Indikativ

  • ich werde genieren
  • du wirst genieren
  • er/sie/es wird genieren
  • wir werden genieren
  • ihr werdet genieren
  • sie werden genieren

Toekomende tijd II

  • ik zal verstoord hebben
  • jij zult verstoord hebben
  • hij/zij/het zal verstoord hebben
  • wij zullen verstoord hebben
  • jullie zullen verstoord hebben
  • zij zullen verstoord hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde geniert haben
  • du wirst geniert haben
  • er/sie/es wird geniert haben
  • wir werden geniert haben
  • ihr werdet geniert haben
  • sie werden geniert haben

Conditionalis I

  • ik zou verstoren
  • jij zou verstoren
  • hij/zij/het zou verstoren
  • wij zouden verstoren
  • jullie zouden verstoren
  • zij zouden verstoren

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde genieren
  • du würdest genieren
  • er/sie/es würde genieren
  • wir würden genieren
  • ihr würdet genieren
  • sie würden genieren

Conditionalis II

  • ik zou hebben verstoord
  • jij zou hebben verstoord
  • hij/zij/het zou hebben verstoord
  • wij zouden hebben verstoord
  • jullie zouden hebben verstoord
  • zij zouden hebben verstoord

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde geniert haben
  • du würdest geniert haben
  • er/sie/es würde geniert haben
  • wir würden geniert haben
  • ihr würdet geniert haben
  • sie würden geniert haben

Imperatief

  • jij verstoor
  • jullie verstoort

Imperativ

  • du geniere
  • ihr geniert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verstoren