Vervoeging van verworden

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verword
  • jij verwordt
  • hij/zij/het verwordt
  • wij verworden
  • jullie verworden
  • zij verworden

Present

  • I deteriorate
  • you deteriorate
  • he/she/it deteriorates
  • we deteriorate
  • you deteriorate
  • they deteriorate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verwerd
  • jij verwerd
  • hij/zij/het verwerd
  • wij verwerden
  • jullie verwerden
  • zij verwerden

Simple past

  • I deteriorated
  • you deteriorated
  • he/she/it deteriorated
  • we deteriorated
  • you deteriorated
  • they deteriorated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben verworden
  • jij bent verworden
  • hij/zij/het is verworden
  • wij zijn verworden
  • jullie zijn verworden
  • zij zijn verworden

Present perfect

  • I have deteriorated
  • you have deteriorated
  • he/she/it has deteriorated
  • we have deteriorated
  • you have deteriorated
  • they have deteriorated

Voltooid verleden tijd

  • ik was verworden
  • jij was verworden
  • hij/zij/het was verworden
  • wij waren verworden
  • jullie waren verworden
  • zij waren verworden

Past perfect

  • I had deteriorated
  • you had deteriorated
  • he/she/it had deteriorated
  • we had deteriorated
  • you had deteriorated
  • they had deteriorated

Toekomende tijd I

  • ik zal verworden
  • jij zult verworden
  • hij/zij/het zal verworden
  • wij zullen verworden
  • jullie zullen verworden
  • zij zullen verworden

Future

  • I will deteriorate
  • you will deteriorate
  • he/she/it will deteriorate
  • we will deteriorate
  • you will deteriorate
  • they will deteriorate

Toekomende tijd II

  • ik zal verworden zijn
  • jij zult verworden zijn
  • hij/zij/het zal verworden zijn
  • wij zullen verworden zijn
  • jullie zullen verworden zijn
  • zij zullen verworden zijn

Future perfect

  • I will have deteriorated
  • you will have deteriorated
  • he/she/it will have deteriorated
  • we will have deteriorated
  • you will have deteriorated
  • they will have deteriorated

Conditionalis I

  • ik zou verworden
  • jij zou verworden
  • hij/zij/het zou verworden
  • wij zouden verworden
  • jullie zouden verworden
  • zij zouden verworden

Conditional present

  • I would deteriorate
  • you would deteriorate
  • he/she/it would deteriorate
  • we would deteriorate
  • you would deteriorate
  • they would deteriorate

Conditionalis II

  • ik zou zijn verworden
  • jij zou zijn verworden
  • hij/zij/het zou zijn verworden
  • wij zouden zijn verworden
  • jullie zouden zijn verworden
  • zij zouden zijn verworden

Conditional perfect

  • I would have deteriorated
  • you would have deteriorated
  • he/she/it would have deteriorated
  • we would have deteriorated
  • you would have deteriorated
  • they would have deteriorated

Imperatief

  • jij verword
  • jullie verwordt

Imperative

  • you deteriorate
  • you deteriorate