Vervoeging van verzinnen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verzin
  • jij verzint
  • hij/zij/het verzint
  • wij verzinnen
  • jullie verzinnen
  • zij verzinnen

Präsens Indikativ

  • ich erfinde
  • du erfindest
  • er/sie/es erfindet
  • wir erfinden
  • ihr erfindet
  • sie erfinden

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verzon
  • jij verzon
  • hij/zij/het verzon
  • wij verzonnen
  • jullie verzonnen
  • zij verzonnen

Präteritum Indikativ

  • ich erfand
  • du erfandest
  • er/sie/es erfand
  • wir erfanden
  • ihr erfandet
  • sie erfanden

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verzonnen
  • jij hebt verzonnen
  • hij/zij/het heeft verzonnen
  • wij hebben verzonnen
  • jullie hebben verzonnen
  • zij hebben verzonnen

Perfekt Indikativ

  • ich habe erfunden
  • du hast erfunden
  • er/sie/es hat erfunden
  • wir haben erfunden
  • ihr habt erfunden
  • sie haben erfunden

Voltooid verleden tijd

  • ik had verzonnen
  • jij had verzonnen
  • hij/zij/het had verzonnen
  • wij hadden verzonnen
  • jullie hadden verzonnen
  • zij hadden verzonnen

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte erfunden
  • du hattest erfunden
  • er/sie/es hatte erfunden
  • wir hatten erfunden
  • ihr hattet erfunden
  • sie hatten erfunden

Toekomende tijd I

  • ik zal verzinnen
  • jij zult verzinnen
  • hij/zij/het zal verzinnen
  • wij zullen verzinnen
  • jullie zullen verzinnen
  • zij zullen verzinnen

Futur I Indikativ

  • ich werde erfinden
  • du wirst erfinden
  • er/sie/es wird erfinden
  • wir werden erfinden
  • ihr werdet erfinden
  • sie werden erfinden

Toekomende tijd II

  • ik zal verzonnen hebben
  • jij zult verzonnen hebben
  • hij/zij/het zal verzonnen hebben
  • wij zullen verzonnen hebben
  • jullie zullen verzonnen hebben
  • zij zullen verzonnen hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde erfunden haben
  • du wirst erfunden haben
  • er/sie/es wird erfunden haben
  • wir werden erfunden haben
  • ihr werdet erfunden haben
  • sie werden erfunden haben

Conditionalis I

  • ik zou verzinnen
  • jij zou verzinnen
  • hij/zij/het zou verzinnen
  • wij zouden verzinnen
  • jullie zouden verzinnen
  • zij zouden verzinnen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde erfinden
  • du würdest erfinden
  • er/sie/es würde erfinden
  • wir würden erfinden
  • ihr würdet erfinden
  • sie würden erfinden

Conditionalis II

  • ik zou hebben verzonnen
  • jij zou hebben verzonnen
  • hij/zij/het zou hebben verzonnen
  • wij zouden hebben verzonnen
  • jullie zouden hebben verzonnen
  • zij zouden hebben verzonnen

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde erfunden haben
  • du würdest erfunden haben
  • er/sie/es würde erfunden haben
  • wir würden erfunden haben
  • ihr würdet erfunden haben
  • sie würden erfunden haben

Imperatief

  • jij verzin
  • jullie verzint

Imperativ

  • du erfind(e)
  • ihr erfindet

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van verzinnen