Vervoeging van verzinnen
Onbepaalde wijs (infinitief): verzinnen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verzin
- jij verzint
- hij/zij/het verzint
- wij verzinnen
- jullie verzinnen
- zij verzinnen
Indicativo presente
- yo discurro
- tú discurres
- él/ella discurre
- nosotros discurrimos
- vosotros discurrís
- ellos/ellas discurren
Onvoltooid verleden tijd
- ik verzon
- jij verzon
- hij/zij/het verzon
- wij verzonnen
- jullie verzonnen
- zij verzonnen
Indefinido
- yo discurrí
- tú discurriste
- él/ella discurrió
- nosotros discurrimos
- vosotros discurristeis
- ellos/ellas discurrieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verzonnen
- jij hebt verzonnen
- hij/zij/het heeft verzonnen
- wij hebben verzonnen
- jullie hebben verzonnen
- zij hebben verzonnen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he discurrido
- tú has discurrido
- él/ella ha discurrido
- nosotros hemos discurrido
- vosotros habéis discurrido
- ellos/ellas han discurrido
Voltooid verleden tijd
- ik had verzonnen
- jij had verzonnen
- hij/zij/het had verzonnen
- wij hadden verzonnen
- jullie hadden verzonnen
- zij hadden verzonnen
Pluscuamperfecto
- yo había discurrido
- tú habías discurrido
- él/ella había discurrido
- nosotros habíamos discurrido
- vosotros habíais discurrido
- ellos/ellas habían discurrido
Toekomende tijd I
- ik zal verzinnen
- jij zult verzinnen
- hij/zij/het zal verzinnen
- wij zullen verzinnen
- jullie zullen verzinnen
- zij zullen verzinnen
Futuro I
- yo discurriré
- tú discurrirás
- él/ella discurrirá
- nosotros discurriremos
- vosotros discurriréis
- ellos/ellas discurrirán
Toekomende tijd II
- ik zal verzonnen hebben
- jij zult verzonnen hebben
- hij/zij/het zal verzonnen hebben
- wij zullen verzonnen hebben
- jullie zullen verzonnen hebben
- zij zullen verzonnen hebben
Futuro perfecto
- yo habré discurrido
- tú habrás discurrido
- él/ella habrá discurrido
- nosotros habremos discurrido
- vosotros habréis discurrido
- ellos/ellas habrán discurrido
Conditionalis I
- ik zou verzinnen
- jij zou verzinnen
- hij/zij/het zou verzinnen
- wij zouden verzinnen
- jullie zouden verzinnen
- zij zouden verzinnen
Condicional
- yo discurriría
- tú discurrirías
- él/ella discurriría
- nosotros discurriríamos
- vosotros discurriríais
- ellos/ellas discurrirían
Conditionalis II
- ik zou hebben verzonnen
- jij zou hebben verzonnen
- hij/zij/het zou hebben verzonnen
- wij zouden hebben verzonnen
- jullie zouden hebben verzonnen
- zij zouden hebben verzonnen
Condicional perfecto
- yo habría discurrido
- tú habrías discurrido
- él/ella habría discurrido
- nosotros habríamos discurrido
- vosotros habríais discurrido
- ellos/ellas habrían discurrido
Imperatief
- jij verzin
- jullie verzint
Imperativo presente
- tú discurre
- vosotros discurrid