Vervoeging van vomeren
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vomeer
- jij vomeert
- hij/zij/het vomeert
- wij vomeren
- jullie vomeren
- zij vomeren
Presente
- io rimetto
- tu rimetti
- lui/lei/Lei rimette
- noi rimettiamo
- voi/Voi rimettete
- loro/Loro rimettono
Onvoltooid verleden tijd
- ik vomeerde
- jij vomeerde
- hij/zij/het vomeerde
- wij vomeerden
- jullie vomeerden
- zij vomeerden
Imperfetto
- io rimettevo
- tu rimettevi
- lui/lei/Lei rimetteva
- noi rimettevamo
- voi/Voi rimettevate
- loro/Loro rimettevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevomeerd
- jij hebt gevomeerd
- hij/zij/het heeft gevomeerd
- wij hebben gevomeerd
- jullie hebben gevomeerd
- zij hebben gevomeerd
Passato prossimo
- io ho rimesso
- tu hai rimesso
- lui/lei/Lei ha rimesso
- noi abbiamo rimesso
- voi/Voi avete rimesso
- loro/Loro hanno rimesso
Voltooid verleden tijd
- ik had gevomeerd
- jij had gevomeerd
- hij/zij/het had gevomeerd
- wij hadden gevomeerd
- jullie hadden gevomeerd
- zij hadden gevomeerd
Trapassato prossimo
- io avevo rimesso
- tu avevi rimesso
- lui/lei/Lei aveva rimesso
- noi avevamo rimesso
- voi/Voi avevate rimesso
- loro/Loro avevano rimesso
Toekomende tijd I
- ik zal vomeren
- jij zult vomeren
- hij/zij/het zal vomeren
- wij zullen vomeren
- jullie zullen vomeren
- zij zullen vomeren
Futuro semplice
- io rimetterò
- tu rimetterai
- lui/lei/Lei rimetterà
- noi rimetteremo
- voi/Voi rimetterete
- loro/Loro rimetteranno
Toekomende tijd II
- ik zal gevomeerd hebben
- jij zult gevomeerd hebben
- hij/zij/het zal gevomeerd hebben
- wij zullen gevomeerd hebben
- jullie zullen gevomeerd hebben
- zij zullen gevomeerd hebben
Futuro anteriore
- io avrò rimesso
- tu avrai rimesso
- lui/lei/Lei avrà rimesso
- noi avremo rimesso
- voi/Voi avrete rimesso
- loro/Loro avranno rimesso
Conditionalis I
- ik zou vomeren
- jij zou vomeren
- hij/zij/het zou vomeren
- wij zouden vomeren
- jullie zouden vomeren
- zij zouden vomeren
Condizionale presente
- io rimetterei
- tu rimetteresti
- lui/lei/Lei rimetterebbe
- noi rimetteremmo
- voi/Voi rimettereste
- loro/Loro rimetterebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gevomeerd
- jij zou hebben gevomeerd
- hij/zij/het zou hebben gevomeerd
- wij zouden hebben gevomeerd
- jullie zouden hebben gevomeerd
- zij zouden hebben gevomeerd
Condizionale passato
- io avrei rimesso
- tu avresti rimesso
- lui/lei/Lei avrebbe rimesso
- noi avremmo rimesso
- voi/Voi avreste rimesso
- loro/Loro avrebbero rimesso
Imperatief
- jij vomeer
- jullie vomeert
Imperativo
- tu rimetti
- voi/Voi rimettete