Vervoeging van voorbijstreven

Onbepaalde wijs (infinitief): voorbijstreven

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik streef voorbij
  • jij streeft voorbij
  • hij/zij/het streeft voorbij
  • wij streven voorbij
  • jullie streven voorbij
  • zij streven voorbij

Present

  • I excel
  • you excel
  • he/she/it excels
  • we excel
  • you excel
  • they excel

Onvoltooid verleden tijd

  • ik streefde voorbij
  • jij streefde voorbij
  • hij/zij/het streefde voorbij
  • wij streefden voorbij
  • jullie streefden voorbij
  • zij streefden voorbij

Simple past

  • I excelled
  • you excelled
  • he/she/it excelled
  • we excelled
  • you excelled
  • they excelled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben voorbijgestreefd
  • jij bent voorbijgestreefd
  • hij/zij/het is voorbijgestreefd
  • wij zijn voorbijgestreefd
  • jullie zijn voorbijgestreefd
  • zij zijn voorbijgestreefd

Present perfect

  • I have excelled
  • you have excelled
  • he/she/it has excelled
  • we have excelled
  • you have excelled
  • they have excelled

Voltooid verleden tijd

  • ik was voorbijgestreefd
  • jij was voorbijgestreefd
  • hij/zij/het was voorbijgestreefd
  • wij waren voorbijgestreefd
  • jullie waren voorbijgestreefd
  • zij waren voorbijgestreefd

Past perfect

  • I had excelled
  • you had excelled
  • he/she/it had excelled
  • we had excelled
  • you had excelled
  • they had excelled

Toekomende tijd I

  • ik zal voorbijstreven
  • jij zult voorbijstreven
  • hij/zij/het zal voorbijstreven
  • wij zullen voorbijstreven
  • jullie zullen voorbijstreven
  • zij zullen voorbijstreven

Future

  • I will excel
  • you will excel
  • he/she/it will excel
  • we will excel
  • you will excel
  • they will excel

Toekomende tijd II

  • ik zal voorbijgestreefd zijn
  • jij zult voorbijgestreefd zijn
  • hij/zij/het zal voorbijgestreefd zijn
  • wij zullen voorbijgestreefd zijn
  • jullie zullen voorbijgestreefd zijn
  • zij zullen voorbijgestreefd zijn

Future perfect

  • I will have excelled
  • you will have excelled
  • he/she/it will have excelled
  • we will have excelled
  • you will have excelled
  • they will have excelled

Conditionalis I

  • ik zou voorbijstreven
  • jij zou voorbijstreven
  • hij/zij/het zou voorbijstreven
  • wij zouden voorbijstreven
  • jullie zouden voorbijstreven
  • zij zouden voorbijstreven

Conditional present

  • I would excel
  • you would excel
  • he/she/it would excel
  • we would excel
  • you would excel
  • they would excel

Conditionalis II

  • ik zou zijn voorbijgestreefd
  • jij zou zijn voorbijgestreefd
  • hij/zij/het zou zijn voorbijgestreefd
  • wij zouden zijn voorbijgestreefd
  • jullie zouden zijn voorbijgestreefd
  • zij zouden zijn voorbijgestreefd

Conditional perfect

  • I would have excelled
  • you would have excelled
  • he/she/it would have excelled
  • we would have excelled
  • you would have excelled
  • they would have excelled

Imperatief

  • jij streef voorbij
  • jullie streeft voorbij

Imperative

  • you excel
  • you excel