Vervoeging van vragen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vraag
  • jij vraagt
  • hij/zij/het vraagt
  • wij vragen
  • jullie vragen
  • zij vragen

Indicativo presente

  • yo ruego
  • ruegas
  • él/ella ruega
  • nosotros rogamos
  • vosotros rogáis
  • ellos/ellas ruegan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vroeg
  • jij vroeg
  • hij/zij/het vroeg
  • wij vroegen
  • jullie vroegen
  • zij vroegen

Indefinido

  • yo rogué
  • rogaste
  • él/ella rogó
  • nosotros rogamos
  • vosotros rogasteis
  • ellos/ellas rogaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gevraagd
  • jij hebt gevraagd
  • hij/zij/het heeft gevraagd
  • wij hebben gevraagd
  • jullie hebben gevraagd
  • zij hebben gevraagd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he rogado
  • has rogado
  • él/ella ha rogado
  • nosotros hemos rogado
  • vosotros habéis rogado
  • ellos/ellas han rogado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gevraagd
  • jij had gevraagd
  • hij/zij/het had gevraagd
  • wij hadden gevraagd
  • jullie hadden gevraagd
  • zij hadden gevraagd

Pluscuamperfecto

  • yo había rogado
  • habías rogado
  • él/ella había rogado
  • nosotros habíamos rogado
  • vosotros habíais rogado
  • ellos/ellas habían rogado

Toekomende tijd I

  • ik zal vragen
  • jij zult vragen
  • hij/zij/het zal vragen
  • wij zullen vragen
  • jullie zullen vragen
  • zij zullen vragen

Futuro I

  • yo rogaré
  • rogarás
  • él/ella rogará
  • nosotros rogaremos
  • vosotros rogaréis
  • ellos/ellas rogarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gevraagd hebben
  • jij zult gevraagd hebben
  • hij/zij/het zal gevraagd hebben
  • wij zullen gevraagd hebben
  • jullie zullen gevraagd hebben
  • zij zullen gevraagd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré rogado
  • habrás rogado
  • él/ella habrá rogado
  • nosotros habremos rogado
  • vosotros habréis rogado
  • ellos/ellas habrán rogado

Conditionalis I

  • ik zou vragen
  • jij zou vragen
  • hij/zij/het zou vragen
  • wij zouden vragen
  • jullie zouden vragen
  • zij zouden vragen

Condicional

  • yo rogaría
  • rogarías
  • él/ella rogaría
  • nosotros rogaríamos
  • vosotros rogaríais
  • ellos/ellas rogarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gevraagd
  • jij zou hebben gevraagd
  • hij/zij/het zou hebben gevraagd
  • wij zouden hebben gevraagd
  • jullie zouden hebben gevraagd
  • zij zouden hebben gevraagd

Condicional perfecto

  • yo habría rogado
  • habrías rogado
  • él/ella habría rogado
  • nosotros habríamos rogado
  • vosotros habríais rogado
  • ellos/ellas habrían rogado

Imperatief

  • jij vraag
  • jullie vraagt

Imperativo presente

  • ruega
  • vosotros rogad

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van vragen