Vervoeging van wassen

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik was
  • jij wast
  • hij/zij/het wast
  • wij wassen
  • jullie wassen
  • zij wassen

Presente

  • io salgo
  • tu sali
  • lui/lei/Lei sale
  • noi saliamo
  • voi/Voi salite
  • loro/Loro salgono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik waste
  • jij waste
  • hij/zij/het waste
  • wij wasten
  • jullie wasten
  • zij wasten

Imperfetto

  • io salivo
  • tu salivi
  • lui/lei/Lei saliva
  • noi salivamo
  • voi/Voi salivate
  • loro/Loro salivano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gewassen
  • jij hebt gewassen
  • hij/zij/het heeft gewassen
  • wij hebben gewassen
  • jullie hebben gewassen
  • zij hebben gewassen

Passato prossimo

  • io sono salito
  • tu sei salito
  • lui/lei/Lei è salito
  • noi siamo saliti
  • voi/Voi siete saliti
  • loro/Loro sono saliti

Voltooid verleden tijd

  • ik had gewassen
  • jij had gewassen
  • hij/zij/het had gewassen
  • wij hadden gewassen
  • jullie hadden gewassen
  • zij hadden gewassen

Trapassato prossimo

  • io ero salito
  • tu eri salito
  • lui/lei/Lei era salito
  • noi eravamo saliti
  • voi/Voi eravate saliti
  • loro/Loro erano saliti

Toekomende tijd I

  • ik zal wassen
  • jij zult wassen
  • hij/zij/het zal wassen
  • wij zullen wassen
  • jullie zullen wassen
  • zij zullen wassen

Futuro semplice

  • io salirò
  • tu salirai
  • lui/lei/Lei salirà
  • noi saliremo
  • voi/Voi salirete
  • loro/Loro saliranno

Toekomende tijd II

  • ik zal gewassen hebben
  • jij zult gewassen hebben
  • hij/zij/het zal gewassen hebben
  • wij zullen gewassen hebben
  • jullie zullen gewassen hebben
  • zij zullen gewassen hebben

Futuro anteriore

  • io sarò salito
  • tu sarai salito
  • lui/lei/Lei sarà salito
  • noi saremo saliti
  • voi/Voi sarete saliti
  • loro/Loro saranno saliti

Conditionalis I

  • ik zou wassen
  • jij zou wassen
  • hij/zij/het zou wassen
  • wij zouden wassen
  • jullie zouden wassen
  • zij zouden wassen

Condizionale presente

  • io salirei
  • tu saliresti
  • lui/lei/Lei salirebbe
  • noi saliremmo
  • voi/Voi salireste
  • loro/Loro salirebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben gewassen
  • jij zou hebben gewassen
  • hij/zij/het zou hebben gewassen
  • wij zouden hebben gewassen
  • jullie zouden hebben gewassen
  • zij zouden hebben gewassen

Condizionale passato

  • io sarei salito
  • tu saresti salito
  • lui/lei/Lei sarebbe salito
  • noi saremmo saliti
  • voi/Voi sareste saliti
  • loro/Loro sarebbero saliti

Imperatief

  • jij was
  • jullie wast

Imperativo

  • tu sali
  • voi/Voi salite

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van wassen