Vervoeging van weeklagen
Onbepaalde wijs (infinitief): weeklagen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik weeklaag
- jij weeklaagt
- hij/zij/het weeklaagt
- wij weeklagen
- jullie weeklagen
- zij weeklagen
Present
- I mewl
- you mewl
- he/she/it mewls
- we mewl
- you mewl
- they mewl
Onvoltooid verleden tijd
- ik weeklaagde
- jij weeklaagde
- hij/zij/het weeklaagde
- wij weeklaagden
- jullie weeklaagden
- zij weeklaagden
Simple past
- I mewled
- you mewled
- he/she/it mewled
- we mewled
- you mewled
- they mewled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geweeklaagd
- jij hebt geweeklaagd
- hij/zij/het heeft geweeklaagd
- wij hebben geweeklaagd
- jullie hebben geweeklaagd
- zij hebben geweeklaagd
Present perfect
- I have mewled
- you have mewled
- he/she/it has mewled
- we have mewled
- you have mewled
- they have mewled
Voltooid verleden tijd
- ik had geweeklaagd
- jij had geweeklaagd
- hij/zij/het had geweeklaagd
- wij hadden geweeklaagd
- jullie hadden geweeklaagd
- zij hadden geweeklaagd
Past perfect
- I had mewled
- you had mewled
- he/she/it had mewled
- we had mewled
- you had mewled
- they had mewled
Toekomende tijd I
- ik zal weeklagen
- jij zult weeklagen
- hij/zij/het zal weeklagen
- wij zullen weeklagen
- jullie zullen weeklagen
- zij zullen weeklagen
Future
- I will mewl
- you will mewl
- he/she/it will mewl
- we will mewl
- you will mewl
- they will mewl
Toekomende tijd II
- ik zal geweeklaagd hebben
- jij zult geweeklaagd hebben
- hij/zij/het zal geweeklaagd hebben
- wij zullen geweeklaagd hebben
- jullie zullen geweeklaagd hebben
- zij zullen geweeklaagd hebben
Future perfect
- I will have mewled
- you will have mewled
- he/she/it will have mewled
- we will have mewled
- you will have mewled
- they will have mewled
Conditionalis I
- ik zou weeklagen
- jij zou weeklagen
- hij/zij/het zou weeklagen
- wij zouden weeklagen
- jullie zouden weeklagen
- zij zouden weeklagen
Conditional present
- I would mewl
- you would mewl
- he/she/it would mewl
- we would mewl
- you would mewl
- they would mewl
Conditionalis II
- ik zou hebben geweeklaagd
- jij zou hebben geweeklaagd
- hij/zij/het zou hebben geweeklaagd
- wij zouden hebben geweeklaagd
- jullie zouden hebben geweeklaagd
- zij zouden hebben geweeklaagd
Conditional perfect
- I would have mewled
- you would have mewled
- he/she/it would have mewled
- we would have mewled
- you would have mewled
- they would have mewled
Imperatief
- jij weeklaag
- jullie weeklaagt
Imperative
- you mewl
- you mewl