Vervoeging van weifelen
Onbepaalde wijs (infinitief): weifelen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik weifel
- jij weifelt
- hij/zij/het weifelt
- wij weifelen
- jullie weifelen
- zij weifelen
Present
- I balk
- you balk
- he/she/it balks
- we balk
- you balk
- they balk
Onvoltooid verleden tijd
- ik weifelde
- jij weifelde
- hij/zij/het weifelde
- wij weifelden
- jullie weifelden
- zij weifelden
Simple past
- I balked
- you balked
- he/she/it balked
- we balked
- you balked
- they balked
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geweifeld
- jij hebt geweifeld
- hij/zij/het heeft geweifeld
- wij hebben geweifeld
- jullie hebben geweifeld
- zij hebben geweifeld
Present perfect
- I have balked
- you have balked
- he/she/it has balked
- we have balked
- you have balked
- they have balked
Voltooid verleden tijd
- ik had geweifeld
- jij had geweifeld
- hij/zij/het had geweifeld
- wij hadden geweifeld
- jullie hadden geweifeld
- zij hadden geweifeld
Past perfect
- I had balked
- you had balked
- he/she/it had balked
- we had balked
- you had balked
- they had balked
Toekomende tijd I
- ik zal weifelen
- jij zult weifelen
- hij/zij/het zal weifelen
- wij zullen weifelen
- jullie zullen weifelen
- zij zullen weifelen
Future
- I will balk
- you will balk
- he/she/it will balk
- we will balk
- you will balk
- they will balk
Toekomende tijd II
- ik zal geweifeld hebben
- jij zult geweifeld hebben
- hij/zij/het zal geweifeld hebben
- wij zullen geweifeld hebben
- jullie zullen geweifeld hebben
- zij zullen geweifeld hebben
Future perfect
- I will have balked
- you will have balked
- he/she/it will have balked
- we will have balked
- you will have balked
- they will have balked
Conditionalis I
- ik zou weifelen
- jij zou weifelen
- hij/zij/het zou weifelen
- wij zouden weifelen
- jullie zouden weifelen
- zij zouden weifelen
Conditional present
- I would balk
- you would balk
- he/she/it would balk
- we would balk
- you would balk
- they would balk
Conditionalis II
- ik zou hebben geweifeld
- jij zou hebben geweifeld
- hij/zij/het zou hebben geweifeld
- wij zouden hebben geweifeld
- jullie zouden hebben geweifeld
- zij zouden hebben geweifeld
Conditional perfect
- I would have balked
- you would have balked
- he/she/it would have balked
- we would have balked
- you would have balked
- they would have balked
Imperatief
- jij weifel
- jullie weifelt
Imperative
- you balk
- you balk