Vervoeging van wekken

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wek
  • jij wekt
  • hij/zij/het wekt
  • wij wekken
  • jullie wekken
  • zij wekken

Präsens Indikativ

  • ich erwecke
  • du erweckst
  • er/sie/es erweckt
  • wir erwecken
  • ihr erweckt
  • sie erwecken

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wekte
  • jij wekte
  • hij/zij/het wekte
  • wij wekten
  • jullie wekten
  • zij wekten

Präteritum Indikativ

  • ich erweckte
  • du erwecktest
  • er/sie/es erweckte
  • wir erweckten
  • ihr erwecktet
  • sie erweckten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gewekt
  • jij hebt gewekt
  • hij/zij/het heeft gewekt
  • wij hebben gewekt
  • jullie hebben gewekt
  • zij hebben gewekt

Perfekt Indikativ

  • ich habe erweckt
  • du hast erweckt
  • er/sie/es hat erweckt
  • wir haben erweckt
  • ihr habt erweckt
  • sie haben erweckt

Voltooid verleden tijd

  • ik had gewekt
  • jij had gewekt
  • hij/zij/het had gewekt
  • wij hadden gewekt
  • jullie hadden gewekt
  • zij hadden gewekt

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte erweckt
  • du hattest erweckt
  • er/sie/es hatte erweckt
  • wir hatten erweckt
  • ihr hattet erweckt
  • sie hatten erweckt

Toekomende tijd I

  • ik zal wekken
  • jij zult wekken
  • hij/zij/het zal wekken
  • wij zullen wekken
  • jullie zullen wekken
  • zij zullen wekken

Futur I Indikativ

  • ich werde erwecken
  • du wirst erwecken
  • er/sie/es wird erwecken
  • wir werden erwecken
  • ihr werdet erwecken
  • sie werden erwecken

Toekomende tijd II

  • ik zal gewekt hebben
  • jij zult gewekt hebben
  • hij/zij/het zal gewekt hebben
  • wij zullen gewekt hebben
  • jullie zullen gewekt hebben
  • zij zullen gewekt hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde erweckt haben
  • du wirst erweckt haben
  • er/sie/es wird erweckt haben
  • wir werden erweckt haben
  • ihr werdet erweckt haben
  • sie werden erweckt haben

Conditionalis I

  • ik zou wekken
  • jij zou wekken
  • hij/zij/het zou wekken
  • wij zouden wekken
  • jullie zouden wekken
  • zij zouden wekken

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde erwecken
  • du würdest erwecken
  • er/sie/es würde erwecken
  • wir würden erwecken
  • ihr würdet erwecken
  • sie würden erwecken

Conditionalis II

  • ik zou hebben gewekt
  • jij zou hebben gewekt
  • hij/zij/het zou hebben gewekt
  • wij zouden hebben gewekt
  • jullie zouden hebben gewekt
  • zij zouden hebben gewekt

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde erweckt haben
  • du würdest erweckt haben
  • er/sie/es würde erweckt haben
  • wir würden erweckt haben
  • ihr würdet erweckt haben
  • sie würden erweckt haben

Imperatief

  • jij wek
  • jullie wekt

Imperativ

  • du erweck(e)
  • ihr erweckt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van wekken