Vervoeging van wiegen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wieg
- jij wiegt
- hij/zij/het wiegt
- wij wiegen
- jullie wiegen
- zij wiegen
Indicativo presente
- yo mezo
- tú meces
- él/ella mece
- nosotros mecemos
- vosotros mecéis
- ellos/ellas mecen
Onvoltooid verleden tijd
- ik wiegde
- jij wiegde
- hij/zij/het wiegde
- wij wiegden
- jullie wiegden
- zij wiegden
Indefinido
- yo mecí
- tú meciste
- él/ella meció
- nosotros mecimos
- vosotros mecisteis
- ellos/ellas mecieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gewiegd
- jij hebt gewiegd
- hij/zij/het heeft gewiegd
- wij hebben gewiegd
- jullie hebben gewiegd
- zij hebben gewiegd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he mecido
- tú has mecido
- él/ella ha mecido
- nosotros hemos mecido
- vosotros habéis mecido
- ellos/ellas han mecido
Voltooid verleden tijd
- ik had gewiegd
- jij had gewiegd
- hij/zij/het had gewiegd
- wij hadden gewiegd
- jullie hadden gewiegd
- zij hadden gewiegd
Pluscuamperfecto
- yo había mecido
- tú habías mecido
- él/ella había mecido
- nosotros habíamos mecido
- vosotros habíais mecido
- ellos/ellas habían mecido
Toekomende tijd I
- ik zal wiegen
- jij zult wiegen
- hij/zij/het zal wiegen
- wij zullen wiegen
- jullie zullen wiegen
- zij zullen wiegen
Futuro I
- yo meceré
- tú mecerás
- él/ella mecerá
- nosotros meceremos
- vosotros meceréis
- ellos/ellas mecerán
Toekomende tijd II
- ik zal gewiegd hebben
- jij zult gewiegd hebben
- hij/zij/het zal gewiegd hebben
- wij zullen gewiegd hebben
- jullie zullen gewiegd hebben
- zij zullen gewiegd hebben
Futuro perfecto
- yo habré mecido
- tú habrás mecido
- él/ella habrá mecido
- nosotros habremos mecido
- vosotros habréis mecido
- ellos/ellas habrán mecido
Conditionalis I
- ik zou wiegen
- jij zou wiegen
- hij/zij/het zou wiegen
- wij zouden wiegen
- jullie zouden wiegen
- zij zouden wiegen
Condicional
- yo mecería
- tú mecerías
- él/ella mecería
- nosotros meceríamos
- vosotros meceríais
- ellos/ellas mecerían
Conditionalis II
- ik zou hebben gewiegd
- jij zou hebben gewiegd
- hij/zij/het zou hebben gewiegd
- wij zouden hebben gewiegd
- jullie zouden hebben gewiegd
- zij zouden hebben gewiegd
Condicional perfecto
- yo habría mecido
- tú habrías mecido
- él/ella habría mecido
- nosotros habríamos mecido
- vosotros habríais mecido
- ellos/ellas habrían mecido
Imperatief
- jij wieg
- jullie wiegt
Imperativo presente
- tú mece
- vosotros meced