Vervoeging van zinspelen
Onbepaalde wijs (infinitief): zinspelen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zinspeel
- jij zinspeelt
- hij/zij/het zinspeelt
- wij zinspelen
- jullie zinspelen
- zij zinspelen
Present
- I hint
- you hint
- he/she/it hints
- we hint
- you hint
- they hint
Onvoltooid verleden tijd
- ik zinspeelde
- jij zinspeelde
- hij/zij/het zinspeelde
- wij zinspeelden
- jullie zinspeelden
- zij zinspeelden
Simple past
- I hinted
- you hinted
- he/she/it hinted
- we hinted
- you hinted
- they hinted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezinspeeld
- jij hebt gezinspeeld
- hij/zij/het heeft gezinspeeld
- wij hebben gezinspeeld
- jullie hebben gezinspeeld
- zij hebben gezinspeeld
Present perfect
- I have hinted
- you have hinted
- he/she/it has hinted
- we have hinted
- you have hinted
- they have hinted
Voltooid verleden tijd
- ik had gezinspeeld
- jij had gezinspeeld
- hij/zij/het had gezinspeeld
- wij hadden gezinspeeld
- jullie hadden gezinspeeld
- zij hadden gezinspeeld
Past perfect
- I had hinted
- you had hinted
- he/she/it had hinted
- we had hinted
- you had hinted
- they had hinted
Toekomende tijd I
- ik zal zinspelen
- jij zult zinspelen
- hij/zij/het zal zinspelen
- wij zullen zinspelen
- jullie zullen zinspelen
- zij zullen zinspelen
Future
- I will hint
- you will hint
- he/she/it will hint
- we will hint
- you will hint
- they will hint
Toekomende tijd II
- ik zal gezinspeeld hebben
- jij zult gezinspeeld hebben
- hij/zij/het zal gezinspeeld hebben
- wij zullen gezinspeeld hebben
- jullie zullen gezinspeeld hebben
- zij zullen gezinspeeld hebben
Future perfect
- I will have hinted
- you will have hinted
- he/she/it will have hinted
- we will have hinted
- you will have hinted
- they will have hinted
Conditionalis I
- ik zou zinspelen
- jij zou zinspelen
- hij/zij/het zou zinspelen
- wij zouden zinspelen
- jullie zouden zinspelen
- zij zouden zinspelen
Conditional present
- I would hint
- you would hint
- he/she/it would hint
- we would hint
- you would hint
- they would hint
Conditionalis II
- ik zou hebben gezinspeeld
- jij zou hebben gezinspeeld
- hij/zij/het zou hebben gezinspeeld
- wij zouden hebben gezinspeeld
- jullie zouden hebben gezinspeeld
- zij zouden hebben gezinspeeld
Conditional perfect
- I would have hinted
- you would have hinted
- he/she/it would have hinted
- we would have hinted
- you would have hinted
- they would have hinted
Imperatief
- jij zinspeel
- jullie zinspeelt
Imperative
- you hint
- you hint