Vervoeging van zoekmaken
Onbepaalde wijs (infinitief): zoekmaken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik maak zoek
- jij maakt zoek
- hij/zij/het maakt zoek
- wij maken zoek
- jullie maken zoek
- zij maken zoek
Present
- I misplace
- you misplace
- he/she/it misplaces
- we misplace
- you misplace
- they misplace
Onvoltooid verleden tijd
- ik maakte zoek
- jij maakte zoek
- hij/zij/het maakte zoek
- wij maakten zoek
- jullie maakten zoek
- zij maakten zoek
Simple past
- I misplaced
- you misplaced
- he/she/it misplaced
- we misplaced
- you misplaced
- they misplaced
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb zoekgemaakt
- jij hebt zoekgemaakt
- hij/zij/het heeft zoekgemaakt
- wij hebben zoekgemaakt
- jullie hebben zoekgemaakt
- zij hebben zoekgemaakt
Present perfect
- I have misplaced
- you have misplaced
- he/she/it has misplaced
- we have misplaced
- you have misplaced
- they have misplaced
Voltooid verleden tijd
- ik had zoekgemaakt
- jij had zoekgemaakt
- hij/zij/het had zoekgemaakt
- wij hadden zoekgemaakt
- jullie hadden zoekgemaakt
- zij hadden zoekgemaakt
Past perfect
- I had misplaced
- you had misplaced
- he/she/it had misplaced
- we had misplaced
- you had misplaced
- they had misplaced
Toekomende tijd I
- ik zal zoekmaken
- jij zult zoekmaken
- hij/zij/het zal zoekmaken
- wij zullen zoekmaken
- jullie zullen zoekmaken
- zij zullen zoekmaken
Future
- I will misplace
- you will misplace
- he/she/it will misplace
- we will misplace
- you will misplace
- they will misplace
Toekomende tijd II
- ik zal zoekgemaakt hebben
- jij zult zoekgemaakt hebben
- hij/zij/het zal zoekgemaakt hebben
- wij zullen zoekgemaakt hebben
- jullie zullen zoekgemaakt hebben
- zij zullen zoekgemaakt hebben
Future perfect
- I will have misplaced
- you will have misplaced
- he/she/it will have misplaced
- we will have misplaced
- you will have misplaced
- they will have misplaced
Conditionalis I
- ik zou zoekmaken
- jij zou zoekmaken
- hij/zij/het zou zoekmaken
- wij zouden zoekmaken
- jullie zouden zoekmaken
- zij zouden zoekmaken
Conditional present
- I would misplace
- you would misplace
- he/she/it would misplace
- we would misplace
- you would misplace
- they would misplace
Conditionalis II
- ik zou hebben zoekgemaakt
- jij zou hebben zoekgemaakt
- hij/zij/het zou hebben zoekgemaakt
- wij zouden hebben zoekgemaakt
- jullie zouden hebben zoekgemaakt
- zij zouden hebben zoekgemaakt
Conditional perfect
- I would have misplaced
- you would have misplaced
- he/she/it would have misplaced
- we would have misplaced
- you would have misplaced
- they would have misplaced
Imperatief
- jij maak zoek
- jullie maakt zoek
Imperative
- you misplace
- you misplace