Vervoeging van zuchten
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zucht
- jij zucht
- hij/zij/het zucht
- wij zuchten
- jullie zuchten
- zij zuchten
Présent
- je gémis
- tu gémis
- il/elle gémit
- nous gémissons
- vous gémissez
- ils/elles gémissent
Onvoltooid verleden tijd
- ik zuchtte
- jij zuchtte
- hij/zij/het zuchtte
- wij zuchtten
- jullie zuchtten
- zij zuchtten
Indicatif imparfait
- je gémissais
- tu gémissais
- il/elle gémissait
- nous gémissions
- vous gémissiez
- ils/elles gémissaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gezucht
- jij hebt gezucht
- hij/zij/het heeft gezucht
- wij hebben gezucht
- jullie hebben gezucht
- zij hebben gezucht
Indicatif passé composé
- j'ai gémi
- tu as gémi
- il/elle a gémi
- nous avons gémi
- vous avez gémi
- ils/elles ont gémi
Voltooid verleden tijd
- ik had gezucht
- jij had gezucht
- hij/zij/het had gezucht
- wij hadden gezucht
- jullie hadden gezucht
- zij hadden gezucht
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais gémi
- tu avais gémi
- il/elle avait gémi
- nous avions gémi
- vous aviez gémi
- ils/elles avaient gémi
Toekomende tijd I
- ik zal zuchten
- jij zult zuchten
- hij/zij/het zal zuchten
- wij zullen zuchten
- jullie zullen zuchten
- zij zullen zuchten
Indicatif futur
- je gémirai
- tu gémiras
- il/elle gémira
- nous gémirons
- vous gémirez
- ils/elles gémiront
Toekomende tijd II
- ik zal gezucht hebben
- jij zult gezucht hebben
- hij/zij/het zal gezucht hebben
- wij zullen gezucht hebben
- jullie zullen gezucht hebben
- zij zullen gezucht hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai gémi
- tu auras gémi
- il/elle aura gémi
- nous aurons gémi
- vous aurez gémi
- ils/elles auront gémi
Conditionalis I
- ik zou zuchten
- jij zou zuchten
- hij/zij/het zou zuchten
- wij zouden zuchten
- jullie zouden zuchten
- zij zouden zuchten
Conditionnel présent
- je gémirais
- tu gémirais
- il/elle gémirait
- nous gémirions
- vous gémiriez
- ils/elles gémiraient
Conditionalis II
- ik zou hebben gezucht
- jij zou hebben gezucht
- hij/zij/het zou hebben gezucht
- wij zouden hebben gezucht
- jullie zouden hebben gezucht
- zij zouden hebben gezucht
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais gémi
- tu aurais gémi
- il/elle aurait gémi
- nous aurions gémi
- vous auriez gémi
- ils/elles auraient gémi
Imperatief
- jij zucht
- jullie zucht
Impératif
- tu gémis
- vous gémissez