Betekenis van:
forced
forced
Bijvoeglijk naamwoord
- onecht; gemaakt; onwettig
- lacking spontaneity; not natural
"forced heartiness"
Synoniemen
Hyperoniemen
forced
Bijvoeglijk naamwoord
- gemaakt, gekunsteld
- lacking spontaneity; not natural
"forced heartiness"
Synoniemen
forced
Bijvoeglijk naamwoord
- schijnheilig; huichelachtig; hypocriet
- lacking spontaneity; not natural
"forced heartiness"
Synoniemen
Hyperoniemen
forced
Bijvoeglijk naamwoord
- bovenmatige inspanning vereisend
- lacking spontaneity; not natural
"forced heartiness"
Synoniemen
forced
Bijvoeglijk naamwoord
- produced by or subjected to forcing
"forced-air heating"
"furnaces of the forced-convection type"
forced
Bijvoeglijk naamwoord
- made necessary by an unexpected situation or emergency
"a forced landing"
forced
Bijvoeglijk naamwoord
- forced or compelled
"promised to abolish forced labor"
forced
Bijvoeglijk naamwoord
- onnatuurlijk, gewild, gewrongen, opgesmukt, spastisch
- lacking spontaneity; not natural
"forced heartiness"
Synoniemen
Hyperoniemen
forced
Bijvoeglijk naamwoord
- onecht, gekunsteld, gemaakt, gewrongen
- lacking spontaneity; not natural
"forced heartiness"
Synoniemen
forced
Bijvoeglijk naamwoord
- zwaarbelast
- lacking spontaneity; not natural
"forced heartiness"
Synoniemen
Hyperoniemen
forced
Bijvoeglijk naamwoord
- geladen
- lacking spontaneity; not natural
"forced heartiness"
Synoniemen
Hyperoniemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- It was a forced smile.
- He was forced into unemployment.
- I forced him to go.
- She was forced to resign.
- They were forced to withdraw.
- Tom was forced to resign.
- He forced me to go.
- He was forced to resign.
- She was forced to confess.
- I was forced to resign.
- The door has been forced.
- They forced her to confess.
- I was forced to go.
- I was forced to make a bow.
- Kate was forced to read the book.