Betekenis van:
menacing

menacing
Bijvoeglijk naamwoord
  • kwaadaardig; op handen zijnde
  • threatening or foreshadowing evil or tragic developments
"his tone became menacing"

Synoniemen

Hyperoniemen

menacing
Bijvoeglijk naamwoord
  • vol dreiging
  • threatening or foreshadowing evil or tragic developments
"his tone became menacing"

Synoniemen

Hyperoniemen

menacing
Bijvoeglijk naamwoord
  • grimmig
  • threatening or foreshadowing evil or tragic developments
"his tone became menacing"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Thunder rolled with menacing crashes.
  2. The 80m-high cliffs, steep from every angle, appear uninviting, even menacing.