Betekenis van:
aanspreekbaar

aanspreekbaar
Bijvoeglijk naamwoord
  • aan te spreken
"de man bleek behoorlijk gedronken te hebben en was niet aanspreekbaar"

Hyperoniemen

aanspreekbaar
Bijvoeglijk naamwoord
  • toegankelijk, geneigd tot conversatie
"Hij is echt niet aanspreekbaar."
aanspreekbaar
Bijvoeglijk naamwoord
  • in staat tot het ontvangen en doorgeven van digitale communicatie (gezegd van modems)
"De modems zijn niet meer direct aanspreekbaar doordat we de AT-commandoset hebben uitgeschakeld."
aanspreekbaar
Bijvoeglijk naamwoord
  • verantwoordelijk; aansprakelijk; aansprakelijk

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Onderzoekers en onderzoeksorganisaties moeten aanspreekbaar blijven op de sociale, milieu- en menselijkegezondheidseffecten die hun N&N-onderzoek op huidige en toekomstige generaties kunnen hebben.