Betekenis van:
				
					aanzetter					
				
			
            aanzetter
Zelfstandig naamwoord
- iem. die onrust teweegbrengt
 
Synoniemen
- onruststoker
 - aanstoker
 - agitator
 - herrieschopper
 - onrustzaaier
 - oproerkraaier
 - opruier
 - paniekzaaier
 - provocateur
 - raddraaier
 - roervink
 - stemmingmaker
 - stokebrand
 - stoker
 - woelgeest
 
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- SGL was de leider en aanzetter van de inbreuk op de markt van isostatisch speciaal grafiet.
 - De aansprakelijkheid van een rechtspersoon krachtens de leden 1 en 2 sluit geen strafrechtelijke procedures uit tegen natuurlijke personen die als dader, aanzetter of medeplichtige bij het in artikel 9 bedoelde strafbaar feit zijn betrokken.