Betekenis van:
afwezig
afwezig
Bijvoeglijk naamwoord
- afwezig; niet aanwezig
"de bewoners waren afwezig toen de brand uitbrak"
"wegens ziekte afwezig"
Synoniemen
afwezig
Bijvoeglijk naamwoord
- verward; verstrooid; verstrooid
"een afwezige indruk maken"
Synoniemen
afwezig
Bijvoeglijk naamwoord
- het niet op een bepaald tijdstip en plaats zijn
Voorbeeldzinnen
- Tom is afwezig.
- Is er iemand afwezig vandaag?
- Soms is hij van school afwezig.
- Veel studenten waren afwezig van school.
- Lichamelijk aanwezig, geestelijk afwezig
- Zearalenon afwezig
- Ochratoxine afwezig
- Afwezig in 1 g”
- Afwezig in 10 g”
- Afwezig in 25 g”.
- Afwezig in 10 g”.
- Afwezig Trichotheceen (T2)
- Afwezig in 12,5 g
- Afwezig in 10 g
- Afwezig in 1 g