Betekenis van:
alarm

alarm (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • waarschuwing tegen direct gevaar
"groot alarm"
"loos alarm"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

alarm
Zelfstandig naamwoord
  • een waarschuwing tegen gevaar
"Het alarm van de winkel ging af."
alarm
Zelfstandig naamwoord
  • een waarschuwing tegen gevaar
"Het alarm van de winkel ging af."
alarm (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • automatisch werkende waarschuwingsinrichting
"alarm heerst"
"groot alarm"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. We hadden vandaag twee keer loos alarm.
  2. Alarm
  3. Akoestisch alarm
  4. Alarm uitgeschakeld
  5. Sociaal alarm [3]
  6. Optisch alarm, indien gemonteerd
  7. Beveiliging tegen vals alarm
  8. Onverwachte activering van het alarm
  9. Draadloos alarm (semafoon), indien gemonteerd
  10. Tijdstip waarop het eerste alarm is ontvangen
  11. Datum waarop het eerste alarm is ontvangen
  12. Niveau alarm van de hydraulische tanks en alarm van de werkdruk
  13. Niveau alarm van de hydraulische tanks en alarm van de werkdruk
  14. Bridge Navigational Watch Alarm System (BNWAS) IMO Res.
  15. duur van het alarm overeenkomstig de punten 6.2.2 en 6.3.2;