Betekenis van:
alarm
alarm (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- waarschuwing tegen direct gevaar
"groot alarm"
"loos alarm"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
alarm
Zelfstandig naamwoord
- een waarschuwing tegen gevaar
"Het alarm van de winkel ging af."
alarm
Zelfstandig naamwoord
- een waarschuwing tegen gevaar
"Het alarm van de winkel ging af."
alarm (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- automatisch werkende waarschuwingsinrichting
"alarm heerst"
"groot alarm"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- We hadden vandaag twee keer loos alarm.
- Alarm
- Akoestisch alarm
- Alarm uitgeschakeld
- Sociaal alarm [3]
- Optisch alarm, indien gemonteerd
- Beveiliging tegen vals alarm
- Onverwachte activering van het alarm
- Draadloos alarm (semafoon), indien gemonteerd
- Tijdstip waarop het eerste alarm is ontvangen
- Datum waarop het eerste alarm is ontvangen
- Niveau alarm van de hydraulische tanks en alarm van de werkdruk
- Niveau alarm van de hydraulische tanks en alarm van de werkdruk
- Bridge Navigational Watch Alarm System (BNWAS) IMO Res.
- duur van het alarm overeenkomstig de punten 6.2.2 en 6.3.2;