Betekenis van:
ambulant

ambulant
Bijvoeglijk naamwoord
  • zonder vaste plaats
"een ambulant schoolhoofd"
"ambulante handel"

Hyperoniemen

ambulant
Bijvoeglijk naamwoord
  • in staat om te lopen
ambulant
Bijvoeglijk naamwoord
  • zonder een vaste (stand)plaats
ambulant
Bijvoeglijk naamwoord
  • verplaatsbaar; mobiel

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ambulant langetermijnregistratiesysteem
  2. Bankdiensten per internet, per telefoon en ambulant, met betrekking tot investeringen, pensioenen en waardepapieren
  3. Gezien de bijzondere onderwijsuitdagingen voor kinderen van personen met een ambulant beroep en van mobiele werknemers in Europa moet ten volle gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die het Comenius-programma biedt voor de ondersteuning van transnationale activiteiten die op hun behoeften zijn toegesneden.
  4. „kleinhandelaren” natuurlijke of rechtspersonen dan wel groeperingen van natuurlijke of rechtspersonen die beroepshalve een handelsactiviteit verrichten welke rechtstreekse verkoop aan de consument in kleine hoeveelheden inhoudt, en die door elke lidstaat worden bepaald met inachtneming van de bijzondere kenmerken van de handel en de distributiesector, met uitzondering van degenen die gebruikmaken van ruimten met voorzieningen voor de opslag en, in voorkomend geval, installaties voor de verpakking van wijnen in belangrijke hoeveelheden of die onverpakt vervoerde wijn ambulant verkopen; d) „administratief geleidedocument”