Betekenis van:
baan

baan (de ~ | meervoud banen)
Zelfstandig naamwoord
  • aangelegde weg waarlangs iem. of iets zich kan voortbewegen
"op de baan zijn"
"de baan voor langzaam verkeer"

Hyperoniemen

baan (de ~ | meervoud banen)
Zelfstandig naamwoord
  • strook stof of papier
"een baan vloerbedekking"

Hyperoniemen

Hyponiemen

baan (de ~ | meervoud banen)
Zelfstandig naamwoord
  • traject; beweging in tijd of ruimte
"[iets] op de lange baan schuiven"
"ruim baan maken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

baan
Zelfstandig naamwoord
  • het werk, een arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer
"Ik heb sinds kort een baan bij dat bedrijf."
baan
Zelfstandig naamwoord
  • een verkeersweg of weggedeelte, voor rijverkeer of voor het opstijgen en landen van vlieg- en ruimtevaartuigen
"Die weg bestaat uit vier rijbanen, een fietspad, twee ventwegen en twee voetgangerspaden."
baan
Zelfstandig naamwoord
  • het traject van een projectiel of hemellichaam
"De sonde draait nu in een baan om de zon."
baan
Zelfstandig naamwoord
  • een voor sportwedstrijden geschikt gemaakt, langwerpig en vlak terrein, een rechte of rondgaande weg, of een deel van een vaar- of zwemwater
"De Duitse roeiers in baan drie hebben een duidelijke voorsprong."
baan
Zelfstandig naamwoord
  • strook materiaal als (behang-)papier, vloerbedekking, (textiel-)stof,
"Een vlag met drie gekleurde banen."
baan
Zelfstandig naamwoord
  • het rechthoekige bovenblad van een aambeeld
"In de baan van het aambeeld zit een vierkant gat waarin hulpstukken kunnen worden geplaatst."
baan
Zelfstandig naamwoord
  • een terrein voor het houden van schietoefeningen
"Vandaag hebben we de hele dag dienst op de schietbaan."
baan
Frase
  • een baan van een werknemer met een afspraak over een arbeidsduur met een variabele aantal uren per week

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ik zoek een baan.
  2. Mijn zus heeft een baan.
  3. Ik dacht net aan een nieuwe baan.
  4. Tom is op zoek naar een baan.
  5. Ik ben een baan aan het zoeken.
  6. Er is ijzel op de baan.
  7. Jouw baan hangt aan een zijden draadje.
  8. Tom heeft het nooit over zijn baan.
  9. Tom neemt zijn baan niet erg serieus.
  10. De satelliet bevindt zich in een baan om de maan.
  11. Hij had het geluk een baan te vinden.
  12. Hoeveel moeite kost het om aan je eerste baan te komen?
  13. Hij werkt niet alleen niet, maar zal ook geen baan vinden.
  14. Als zijn vrouw er niet voor hem was geweest, was hij niet van baan gewisseld.
  15. Als je een baan vindt die je echt leuk vindt, hoef je nooit meer te werken.