Betekenis van:
beiden

beiden
Telwoord
  • elk van beide personen
"Hij had beiden een kopie van zijn nieuwe roman gegeven."
beiden
Werkwoord
  • wachten tot iets gebeurt; afwachten, verwachten

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. We glimlachten beiden op bijna hetzelfde moment.
  2. Deze leerlingen hebben beiden de proef gefaald.
  3. Ze waren beiden niet aanwezig op de vergadering.
  4. Mary en John kunnen geen van beiden zwemmen.
  5. Drinken en roken zijn beiden slecht voor je gezondheid
  6. Als ik Esperanto gebruik met hem, voel ik dat we beiden op hetzelfde peil staan, tenminste als we dat zien uit het oogpunt van taal.
  7. Als ik Esperanto gebruik met hem, voel ik dat we beiden op hetzelfde peil staan, tenminste als we dat zien uit het oogpunt van taal.
  8. een derde persoon rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap heeft over hen beiden, of
  9. handelt met een ander lid of een andere deelnemer, waarbij beiden orders voor eigen rekening uitvoeren;
  10. In zoverre de vervoerder en de feitelijke vervoerder beiden aansprakelijk zijn, is er hoofdelijke aansprakelijkheid.
  11. Deze toelage wordt slechts eenmaal uitgekeerd, indien beide ouders personeelsleden van het Centrum zijn en beiden in aanmerking zouden komen.
  12. de ingevoerde productsoort en de in de Gemeenschap geproduceerde PSC-draad en -strengen dienen beiden hetzelfde of een vergelijkbaar eindgebruik.
  13. Indien echtgenoten die beiden tijdelijk functionaris bij het Agentschap zijn, beiden recht hebben op de inrichtingsvergoeding bij indiensttreding of bij beëindiging van de dienst, wordt deze slechts uitgekeerd aan de echtgenoot met het hoogste basissalaris.
  14. Twee in de steekproef opgenomen producenten/exporteurs hadden banden met elkaar en daarom werd één enkele dumpingmarge voor beiden berekend.
  15. ontworpen of aangepast om sleepringen of geïntegreerde onderbrekingsvoorzieningen te bevatten die geschikt zijn om elektrisch vermogen, signaalinformatie dan wel beiden, over te brengen; en