Betekenis van:
benoemen

benoemen
Werkwoord
  • een naam geven
"een instrument benoemden naar [zijn uitvinder]"
"kruiden benoemen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

benoemen
Werkwoord
  • ''~ tot'' iemand aanwijzen voor het vervullen van een bepaald ambt
"Hij werd tot gouverneur benoemd."
benoemen
Werkwoord
  • ''~ als'' vaststellen tot welke woordsoort een bepaald woord behoort
"Het woord "beter" in de zin "Een beter huis" wordt als een bijvoeglijk naamwoord benoemd."

Voorbeeldzinnen

  1. Benoemen van certificeringsautoriteiten voor toegang via internet
  2. Zij kunnen ook twee plaatsvervangers benoemen.
  3. De overeenkomstsluitende partijen benoemen elk hun delegatiehoofd.
  4. De in de delegatie vertegenwoordigde fracties benoemen plaatsvervangers.
  5. De betrokken lidstaat zal daarna de jury benoemen.
  6. CB’s kunnen de personeelsleden en hun plaatsvervangers benoemen.
  7. De Raad zal de nog niet aangewezen leden later benoemen.
  8. Deze reservelijst kan worden gebruikt om plaatsvervangers te benoemen voor leden van de groep, of om leden van subgroepen te benoemen.
  9. De SG/HV heeft aanbevolen de heer Torben BRYLLE als nieuwe SVEU voor Soedan te benoemen.
  10. De directie kan een plaatsvervangende DPO benoemen, op wie de leden 1 en 2 toepasselijk zijn.
  11. Bulgarije en Roemenië benoemen ieder de instantie die het verslag indient.
  12. Het is daarom noodzakelijk vier leden in het comité te benoemen.
  13. Het is derhalve noodzakelijk om met ingang van het boekjaar 2006 externe accountants te benoemen.
  14. Het is derhalve noodzakelijk om met ingang van het boekjaar 2009 een externe accountant te benoemen.
  15. De reservelijst kan door de Commissie worden gebruikt om de plaatsvervangende leden te benoemen.