Betekenis van:
blauwzuur

blauwzuur (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • giftige vloeistof

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. BLAUWZUUR, GESTABILISEERD
  2. hydrogeencyanide (blauwzuur)
  3. hydrogeencyanide (blauwzuur) (CAS 74-90-8);
  4. oxiden van koolstof, waterstofcyanide (blauwzuur), knalzuur, isocyaanzuur, thiocyaanzuur en andere al dan niet complexe cyaanzuren (post 2811);
  5. Ethylcarbamaat kan ontstaan uit diverse stoffen die vaak in voedingsmiddelen en dranken voorkomen, zoals waterstofcyanide (ook wel blauwzuur of cyaanwaterstof genoemd), ureum, citrulline en andere N-carbamylverbindingen.
  6. Radioactieve stoffen in giftige vorm; beryllium en verbindingen; arsenicum en verbindingen; kwikzilver en verbindingen en legeringen; loodteraethyl; blauwzuur, cyaniden et acrylnitriel; stikstofoxide en -dioxide; fosfor en fosforzuuresters; selenium; deuteriumoxide.
  7. Wat betreft abrikozen (Prunus armeniaca L.) en bittere amandel (Prunus dulcis var. amara of Prunus amygdalus Batsch var. amara), wordt uit het advies van de EFSA van 23 november 2006 [5] besloten dat de eis voor de afwezigheid van kwantitatieve sporen van abrikozen en bittere amandel niet noodzakelijk is voor de bescherming van dier- en volksgezondheid en dat het voldoende is om de algemene maximumgehaltes voor blauwzuur te gebruiken, zoals opgenomen in punt 8 van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG.