Betekenis van:
chef

chef (de ~ | meervoud chefs)
Zelfstandig naamwoord
  • degene die leiding geeft
"chef de mission"
"chef de partie"

Hyperoniemen

Hyponiemen

chef
Zelfstandig naamwoord
  • de baas, iemand die de leiding heeft

Voorbeeldzinnen

  1. Chef-staf FDLR-FOCA
  2. Chef-staf (luchtmacht).
  3. Chef-staf (zeemacht), bestuurslid UMEHL
  4. Chef Staf, coördinator speciale operaties
  5. Chef-staf (luchtmacht), bestuurslid UMEHL
  6. Chef van inspecteur-generaal (voordien A12a)
  7. Korporaal-chef „Forces Nouvelles”, commandant sector Korhogo.
  8. Fonction exercée: Chef du Département Relations Internationales,
  9. opiniemakers (journalisten, chef-koks, artsen en voedingsdeskundigen),
  10. de „greffier en chef du tribunal de grande instance”,
  11. acties in samenwerking met restaurants, cateringbedrijven en chef-koks,
  12. Sinds december 2008 chef-staf van het CNDP.
  13. Functie: korporaal-chef „Forces Nouvelles”, commandant sector Korhogo
  14. de „greffier en chef du tribunal de grande instance”,
  15. Chef Staf, coördinator speciale operaties (land-, zee- en luchtmacht)