Betekenis van:
crisis

crisis (de ~ | meervoud crisissen, crises)
Zelfstandig naamwoord
  • kritieke fase in een ziekte
"de crisis te boven komen"
"de crisis breekt door/uit"

Hyperoniemen

Hyponiemen

crisis (de ~ | meervoud crisissen, crises)
Zelfstandig naamwoord
  • geestelijke onevenwichtigheid
"een crisis te boven komen"
"een crisis doormaken"

Hyperoniemen

Hyponiemen

crisis (de ~ | meervoud crisissen, crises)
Zelfstandig naamwoord
  • economische malaise; periode van economische recessie; vermindering; terugval in welvaart
"de crisis in [de landbouw]"
"crisis rond het dopingschandaal"

Synoniemen

Hyperoniemen

crisis
Zelfstandig naamwoord
  • een zware noodsituatie waarbij het functioneren van een stelsel ernstig verstoord raakt
"Om de crisis aan te pakken, werd er een spoedoverleg ingelast."

Voorbeeldzinnen

  1. In tijden van crisis moet je nooit het verleden gaan idealiseren.
  2. Einde van de crisis
  3. het einde van de crisis,
  4. hogere herfinancieringskosten door financiële crisis
  5. Beoordeling achteraf van de crisis
  6. Gevolgen van de economische crisis
  7. Hogere herfinancieringskosten door de financiële crisis
  8. Uitvoering van de uitweg uit de crisis
  9. Capaciteitsopbouw vóór en na een crisis
  10. Coördinatieprocedure in het geval van een grote crisis
  11. Tijdens de duur van de crisis te nemen permanente maatregelen
  12. Het groeipotentieel is waarschijnlijk beschadigd door de financiële crisis.
  13. Stabilisatie na een crisis vergt langdurige en flexibele inzet van de internationale gemeenschap, met name de eerste jaren na een crisis, op basis van geïntegreerde overgangsstrategieën.
  14. De subprime-crisis ontwikkelde zich tot de ergste financiële crisis sinds tientallen jaren en leidde tot een zware recessie van de reële economie.
  15. steun voor sociaal-economische maatregelen ter bevordering van een eerlijke toegang tot en een transparant beheer van natuurlijke rijkdommen in een situatie van crisis of dreigende crisis;