Betekenis van:
donder

donder
Zelfstandig naamwoord
  • het lichaam
"Hij kreeg op z'n donder."
donder
Zelfstandig naamwoord
  • een zeer luid geluid bij onweer
"Hij is bang voor donder."
donder (de ~ | meervoud donders)
Zelfstandig naamwoord
  • de harde klap van de donder na een bliksemstraal
"om/voor de donder niet bang zijn"
"regen gepaard gaand met donder en bliksem"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Omdat licht sneller reist dan geluid zien we de bliksem voordat we de donder horen.