Betekenis van:
effen

effen
Bijvoeglijk naamwoord
  • vlak; egaal
"een effen tafelblad"
"iets effen schuren/polijsten"

Synoniemen

effen
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet aangedaan; onaangedaan
"met een effen gezicht"
"een effen gezicht zetten"

Synoniemen

effen
Bijvoeglijk naamwoord
  • eenkleurig; van één kleur
"effen stof"
"effen blauw/geel/rood/groen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Graniet, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
  2. Steen, n.e.g., behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
  3. Steen, n.e.g., behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
  4. Marmer, travertijn, albast, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
  5. Graniet, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
  6. Graniet, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
  7. Het gelaste oppervlak moet regelmatig en effen zijn.
  8. Marmer, travertijn, albast, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
  9. Het beste vloertype voor kattenleefruimten is een continue vaste vloer met een effen, stroeve deklaag.
  10. jacquetkostuums, bestaande uit een effen jas met laag hangende afgeronde achterpanden (jacquet) en een gestreepte broek;
  11. Het beste vloertype voor hondenverblijven is een continue vaste vloer met een effen, stroeve deklaag.
  12. De foto wordt genomen tegen een effen witte of gebroken witte achtergrond
  13. Effen gekleurd gebreid kledingstuk, vervaardigd van synthetische vezels (100 % polyester), zonder mouwen, het bovendeel van het lichaam bedekkend.
  14. De bodem van frettenverblijven dient te bestaan uit een continue vaste vloer met een effen, stroeve deklaag.
  15. Minstens de laatste 5 m van de aanloopbaan vóór de hindernis moeten horizontaal, vlak en effen zijn.