Betekenis van:
elektrode

elektrode (de ~ | meervoud elektroden, elektrodes)
Zelfstandig naamwoord
  • elk van de stroomgeleiders in elektrolyten en gassen
"de stroom tussen de twee elektroden"
"de positieve en de negatieve elektrode"

Hyperoniemen

Hyponiemen

elektrode
Zelfstandig naamwoord
  • een stuk materiaal dat alleen elektronische geleiding kent en dat dient om een stroom door een eletrolyt of een vacuüm te voeren
"De vorm en het materiaal van een elektrode zijn erg belangrijke parameters in de elektrochemie."

Voorbeeldzinnen

  1. Geaarde elektrode
  2. binnenste (dikke) elektrode
  3. een gecombineerde elektrode, te bewaren in gedistilleerd water.
  4. met een verbruikscapaciteit van de elektrode tussen 1000 cm3 en 20000 cm3; en
  5. Calomel-referentie-elektrode, verzadigd met kaliumchloride, te bewaren in een verzadigde kaliumchlorideoplossing, of
  6. met een verbruikscapaciteit van de elektrode tussen 1000 en 20000 cm3; en
  7. met een verbruikscapaciteit van de elektrode tussen 1000 en 20000 cm3; en
  8. Kwik in fluorescentielampen met koude kathode (cold cathode fluorescent lamps — CCFL) en fluorescentielampen met externe elektrode (external electrode fluorescent lamps — EEFL) voor speciale doeleinden met ten hoogste (per lamp):
  9. Fluorescentielamp met een koude kathode (CCFL) of een externe elektrode (EEFL) met een diameter van ten hoogste 5 mm en een lengte van meer dan 120 mm maar ten hoogste 1570 mm