Betekenis van:
enkelvoud

enkelvoud (het ~ | meervoud enkelvouden)
Zelfstandig naamwoord
  • bepaalde vorm v.e. woord; enkelvoud
"het enkelvoud van 'kinderen' is 'kind'"

Synoniemen

Hyperoniemen

enkelvoud
Zelfstandig naamwoord
  • een woord dat in die vorm naar één voorwerp of mens verwijst of dat aanduidt dat slechts één persoon de handeling uitvoert

Voorbeeldzinnen

  1. De monsters worden in enkelvoud geanalyseerd.