Betekenis van:
genade

genade (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • vergiffenis
"om genade smeken"
"aan iemands genade overgeleverd zijn"

Hyperoniemen

genade (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • vergevensgezinde goedertierenheid door God aan zondaren bewezen of door vorsten, rechters, legerbevelhebbers aan misdadigers of overwonnenen geschonken
"goeie genade!"
"genade voor recht laten gelden"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

genade (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • hulp van God
"de genade van Christus"
"de genade deelachtig zijn"

Hyperoniemen

genade
Zelfstandig naamwoord
  • het afzien van een gerechtvaardigde bestraffing
"Dat was meer genade dan recht."

Voorbeeldzinnen

  1. Alleen door genade
  2. Mensen die kinderen pijn doen verdienen geen genade.