Betekenis van:
geweest
geweest
- Voltooid deelwoord van zijn.
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Dat is altijd zo geweest.
- Ik ben net overvallen geweest.
- Hij is in Frankrijk geweest.
- Waar ben je gisteren geweest?
- Ik ben in Londen geweest.
- Dat is altijd zo geweest.
- Waar ben je gisteren geweest?
- Ach, je bent naar de kapper geweest.
- Ben je al eens in Parijs geweest?
- Ben je ooit in het buitenland geweest?
- Ik ben twee keer in Kioto geweest.
- Ik ben een keer in Kioto geweest.
- Het is allemaal voor niets geweest.
- Ik ben naar de kapper geweest.
- Ik ben tweemaal in Londen geweest.